Gepubliceerd op vrijdag 5 oktober 2007
IEF 4816
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Schermutseling

TGreenhouse-cover.jpgGerechtshof ’s-Gravenhage, 20 september 2007, rolnr. 06/50. Bonar Technical Fabrics N.V. tegen Ludvig Svensson International B.V. (met dank aan Wilfred Steenbruggen en Gertjan Kuipers, De Brauw Blackstone Westbroek).

Octrooirecht. Beroep op nietigheid van het octrooi wegens gebrek aan inventiviteit faalt. Drapeerbaar klimaatscherm ten behoeve van de glastuinbouw berust op uitvinderswerkzaamheid.

Svensson is houdster van het Europese octrooi dat is verleend voor een ‘Flame-retardant, long-time UV-stabilized drapeable screen.’ In dit geding staat de vraag centraal of het (Nederlandse deel van het) octrooi dient te worden vernietigd wegens een door Bonar gesteld en door Svensson bestreden gebrek aan inventiviteit (het niet voldoen aan de in artikel 52 lid 1 EOV gestelde eis van “op uitvinderswerkzaamheid berusten”). Een uitvinding wordt als het resultaat van uitvinderswerkzaamheid aangemerkt, indien zij voor een deskundige niet op een voor de hand liggende wijze voortvloeit uit de stand van de techniek (art. 56 EOV). De stand van de techniek wordt gevormd door al hetgeen vóór de datum van indiening van de Europese octrooiaanvrage op enigerlei wijze openbaar toegankelijk is gemaakt.

Aan de hand van de stand van de techniek constateert het hof dat het scherm van Svensson in een aantal opzichten verschilt van een bekend drapeerbaar scherm (het ‘LS-kasscherm’). Doordat het scherm van Svensson gemaakt is van (i) flexibele stroken bestaande uit een dunne kunststoflaag die halogeen of fosfor bevat (“plastic film”) en (ii) tenminste enkele van de licht en/of warmte reflecterende foeliestroken gelamineerd zijn met deze plastic film en (iii) het garensysteem tenminste gedeeltelijk bestaat uit een vlamvertragend materiaal, is het drapeerbare scherm een moeilijk te ontsteken scherm.

Volgens het hof lag het, gezien de stand van de techniek, niet voor de deskundige voor de hand om een drapeerbaar scherm uit te voeren met de maatregelen volgens de aspecten (i), (ii) en (iii). 10. (…) “De deskundige, die de eigenschappen van het bekende LS-kasscherm of van de bekende schermdoeken van Bonar wil verbeteren in die zin, dat het scherm moeilijker te ontsteken en minder brandbaar is, zal zoeken naar materialen die daaraan kunnen bijdragen (…). Dat juist de materialen, die meebrengen dat aan de genoemde drie aspecten is voldaan, dienen te worden gekozen, vloeit niet op een voor de hand liggende wijze voort uit de hiervoor besproken stand van de techniek. Het moge zo zijn dat de keuze voor een garen van vlamvertragend materiaal wellicht aan de deskundige wordt opgedrongen door het feit, dat dergelijke garens reeds eerder waren toegepast in kasschermen (van Trevira), maar niets in de stand van de techniek brengt de deskundige, naar het oordeel van het hof, op de gedachte om dergelijke garens te combineren met flexibele stroken van kunsstof, die halogeen of fosfor bevatten.”

Dat het voor een deskundige niet voor de hand lag om te komen tot een dergelijk drapeerbaar scherm leidt het hof ook af uit het gegeven dat de bekende LS-kasschermen reeds dateren uit de jaren tachtig, dat Bonar haar schermen begin jaren negentig op de markt bracht, dat het vlamvertragend materiaal reeds in 1986 werd toegepast in brandvertragende kasschermen en dat het kunststofmateriaal reeds in 1990 bekend was. Niettemin heeft noch Bonar, noch Svensson in dit alles aanleiding gezien om het drapeerbare scherm volgens het octrooi te construeren, ondanks dat er kennelijk behoefte bestond aan brandvertragende kasschermen. Kennelijk eerst  in 1993 is Svensson erin geslaagd het geoctrooieerde scherm te ontwerpen en daarvoor octrooi aan te vragen. (12.)
 
Het hof bekrachtigt in het principale beroep het vonnis van de rechtbank, waarin de vordering van Bonar tot vernietiging van het octrooi is afgewezen.

In het incidentele beroep had Svensson nog geklaagd over een aantal overwegingen van de rechtbank. Volgens het hof heeft Svensson geen belang meer bij de behandeling van haar grieven, nu het hof heeft geoordeeld dat het octrooi van Svensson niet vernietigd wordt en dat het vonnis van de rechtbank, “wat er ook zij van de overwegingen van de rechtbank”, dient te worden bekrachtigd.

Lees het arrest hier. Eerder bericht + vonnis rechtbank: IEF 1184.