Gepubliceerd op vrijdag 27 maart 2009
IEF 7748
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Spatherapie

GvEA, 25 maart 2009,  zaak T-109/07, L’Oréal SA tegen OHIM / Spa Monopole, compagnie fermière de Spa SA/NV

Merkenrecht. Gemeenschapsmerk. Oppositieprocedure op grond van ouder Beneluxwoordmerk SPA (van Spa Monopole) tegen aanvraag voor gemeenschapswoordmerk SPA THERAPY (van L’Oréal). Gerecht verwerpt het beroep van L’Oréal. Gevaar voor verwarring in de zin van artikel 8, lid 1 sub b, van verordening nr. 40/94; ouder nationaal woordmerk SPA.

Ter ondersteuning van haar oppositie voert Spa Monopole met name aan dat er verwarringsgevaar bestaat ten aanzien van haar oudere woordmerk SPA, dat sinds 1981 in de Benelux is ingeschreven voor cosmetica (klasse 3). Het gerecht overweegt dat het oudere merk SPA binnen het aangevraagde merk SPA THERAPY een zelfstandige onderscheidende plaats behoudt, zonder dat het het dominerende bestanddeel ervan vormt. Het aangevraagde merk bestaat uit twee duidelijk van elkaar gescheiden woorden “spa” en “therapy”. Het woord “spa”, dat zowel het oudere merk als het gemeenschappelijk element van beide merken vormt, bezit een normaal onderscheidend vermogen voor cosmetica (punten 22-24).

L’Oréal betoogt tevergeefs dat het woord “spa” beschrijvend of algemeen is voor cosmetica. Het gerecht neemt aan dat de term “spa” eventueel een beschrijvende en algemene aanduiding vormt voor waterkuuroorden, zoals Turkse baden of sauna’s, doch niet voor cosmetica. Het gegeven dat cosmetica worden gebruikt in het kader van waterkuuroorden doet daar niets aan af (punten 25, 26 en 28).

“33. Uit al het voorgaande volgt dat de verschillen tussen de tekens, doordat het woord „therapy” voorkomt in het aangevraagde merk, niet kunnen opwegen tegen de hoge mate van overeenstemming van de conflicterende tekens, doordat het oudere merk aan het begin van het aangevraagde merk voorkomt en daarin een zelfstandige onderscheidende plaats inneemt. Aangezien de door de conflicterende merken aangeduide waren dezelfde zijn, dient bovendien te worden geconcludeerd dat het relevante publiek zal aannemen dat deze minstens van economisch verbonden ondernemingen afkomstig zijn.”

Het gerecht oordeelt dat er sprake is van gevaar voor verwarring en verwerpt het beroep.

Lees het arrest hier.