Gepubliceerd op maandag 29 december 2014
IEF 14509
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Toevoeging tweede vestigingsplaatsnaam Van der Valk-hotel is meer dan geringe afwijking

Hof ‘s Hertogenbosch 23 december 2014, IEF 14509 (Motel E3 tegen Van der Valk hotel Eindhoven-Best)
Zie eerder IEF 13633. Handelsnaamconflict binnen Van der Valk groep. Sinds 1973 exploiteert Motel E3, Van der Valk Eindhoven, een hotel-, restaurant- en conferentiebedrijf. Geïntimeerde is voornemens het Van der Valk hotel Eindhoven-Best te exploiteren nabij de gemeentegrens van Eindhoven. De toevoeging van de tweede vestigingsplaats (-Best) is een meer dan geringe afwijking. Het publiek beschouwt de verschillende hotels als alle behorend tot het concern en dat het dan om verschillende vestigingen gaat die zich onderscheiden door de vestigingsplaatsen. Dat binnen het concern is afgesproken eerst vestgingsplaats te vermelden en pas dan eventueel de naam van een grote dichtbijzijnde stad, baat niet. Afwijking van dat beleid levert geen verwarringsgevaar op.

3.5.5. In dit geval dient te worden onderzocht of de handelsnaam “Van der Valk Eindhoven-Best” in zodanig geringe mate afwijkt van de door Motel E3 gevoerde handelsnamen “Van der Valk Eindhoven” en “[E3 handelsnaam 2]” dat daardoor bij het publiek verwarring tussen beide ondernemingen te duchten is.
3.5.7. De vraag is dus of, gelet op het vorenstaande, de toevoeging “-[vestigingsplaats 2]” een meer dan geringe afwijking is met als gevolg dat geen verwarring is te duchten. Naar het oordeel van het hof moet die vraag in dit specifieke geval bevestigend worden beantwoord. Daarbij neemt het hof de hiervoor in r.o. 3.1.6. genoemde context in aanmerking, inhoudende dat het merendeel van de [hotels/restaurants] hotels/restaurants de onderneming voert onder een handelsnaam die bestaat uit de woorden “[merknaam]”, “hotel” of “motel” en de plaatsnaam of –namen van de steden/dorpen waarin of waarbij het hotel/restaurant is gevestigd. Partijen zijn het er over eens dat het publiek de verschillende [hotels] hotels beschouwt als alle behorend tot het [concern] concern, althans daartussen een zekere (economische) band veronderstelt en dat het verder om verschillende vestigingen gaat. Die vestigingen onderscheiden zich hoofdzakelijk door verschillende vestigingsplaatsen aan de woorden “[merknaam]” (en soms ook nog “hotel”) toe te voegen. In die context is het verschil tussen “[vestigingsplaats 1]” en “[vestigingsplaats 1]-[vestigingsplaats 2]” zodanig, dat zonder bijkomende omstandigheden, die zijn gesteld noch gebleken, niet meer van een zodanig geringe afwijking kan worden gesproken dat daaruit verwarringsgevaar voortvloeit.

3.5.8. In dit verband is mede van belang dat de onderbouwing van het verwarringsgevaar door Motel E3 een nogal hypothetisch karakter heeft. Weliswaar hoeft het verwarringsgevaar niet onderbouwd te worden met concrete gevallen van opgetreden verwarring en zou dat in dit geval ook moeilijk kunnen omdat [hotel 1] haar hotel nog niet heeft geopend, maar in het licht van de hiervoor geschetste context en van de gemotiveerde betwisting door [hotel 1] is de onderbouwing door Motel E3 onvoldoende. Motel E3 heeft nog aangevoerd dat de gevallen van handelsnaamgebruik door andere [hotels] hotels er niet toe doen omdat het specifiek gaat om het thans in geschil zijnde handelsnaamgebruik en dat de stelling van [hotel 1] dat in die gevallen nooit sprake is geweest van verwarringsgevaar, enkel aannames betreft. Dat moge voor wat betreft het eerste punt (het onderhavige, specifieke geval dient te worden beoordeeld) zo zijn en voor wat betreft het tweede punt (geen verwarringsgevaar elders) is juist dat dat verweer met niet meer wordt onderbouwd dan met de stelling dat die andere hotels al jaren gewoon naast elkaar bestaan, maar dat laat onverlet dat voor wat betreft het verwarringsgevaar Motel E3 de stelplicht en de bewijslast heeft.

3.5.9. Het betoog van Motel E3 ten slotte, dat binnen het VDC is afgesproken dat eerst de daadwerkelijk vestigingsplaats wordt vermeld en pas vervolgens eventueel de naam van een grote dichtbijzijnde stad, baat haar niet. Nog daargelaten dat door [hotel 1] is bestreden dat daadwerkelijk conform dat beleid wordt gehandeld en voorts, dat als onbestreden vaststaat dat [hotel 1] uit het VDC is getreden, gaat het erom dat beoordeeld moet worden of het relevante publiek in verwarring kan worden gebracht. Dat publiek zal onbekend zijn met een eventueel door het VDC nagestreefd beleid. Dat dat beleid er op gericht zou zijn om verwarringsgevaar te voorkomen, betekent niet zonder meer dat een afwijking daarvan verwarringsgevaar oplevert.