Gepubliceerd op vrijdag 29 juni 2012
IEF 11509
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Toezegging niet geheel vrijblijvend

Gerechtshof 's-Hertogenbosch 29 juni 2012, LJN BW9905 (Maximus Security B.V. tegen Maximum Security B.V.)

Zie ook IEF 9075.

Handelsnaamrecht. Niet nakomen van co-existentieovereenkomst.

Maximum en Maximus exploiteren beiden een beveiligingsbedrijf. Er is een geschil ontstaan over de door hen gevoerde handelsnaam, waarbij zij in 2009 een co-existentieovereenkomst hebben gesloten. Daarin wordt afgesproken dat Maximum door Maximus zal worden ingehuurd (daar waar nodig) waarbij het gaat om werk waarbij Maximus opdrachtnemer is. Omdat Maximus deze afspraak niet nakomt, onbindt Maximum in 2010 de overeenkomst.

Het hof stelt vast dat in de overeenkomst niet letterlijk staat dat  Maximum een exclusieve positie inneemt met betrekking tot het inhuren van personeel. Er is geen afdwingbare verplichting in de overeenkomst opgenomen. De toezegging van Maximus kan niet als volledig vrijblijvend worden aangemerkt.

Het hof vernietigt het tussenvonnis en verwijst de zaak naar de rechtbank 's-Hertogenbosch teneinde deze verder te behandelen. In principale en incidenteel appel veroordeelt het hof Maximum tot het vergoeden van de proceskosten.

4.5.3.Het hof stelt voorop dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de uitleg van de tussen partijen gesloten overeenkomst moet plaatsvinden aan de hand van de Haviltex-maatstaf. Het gaat in dit geval om een commerciële overeenkomst tussen twee gelijkwaardige professionele partijen, waarbij zij beiden zijn bijgestaan door advocaten. Dat brengt mee dat in beginsel veel betekenis toekomt aan de taalkundige uitleg van de overeenkomst. Er bestaat slechts aanleiding daarvan af te wijken indien in de omstandigheden van het geval een andere betekenis aan de bewoordingen van het contract moet worden gegeven (vergelijk HR 29-06-2007, LJN BA4909).

4.5.11.De slotsom is dat het hof de overeenkomst van 6 april 2009 zo uitlegt, dat partijen niet zijn overeengekomen dat Maximus Maximum steeds als eerste diende in te huren en dat wel tussen hen is afgesproken dat Maximus de bedoeling had Maximum zodanig vaak in te huren dat Maximum daaruit een substantiële omzet zou behalen. Omtrent de grootte van die omzet zijn tussen hen geen afspraken gemaakt. De toezegging van Maximus kan echter niet als volledig vrijblijvend worden aangemerkt.