Gepubliceerd op donderdag 2 februari 2012
IEF 10855
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Tussentijds hoger beroep tegen incident

Hof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem 13 december 2011, LJN BV2559 (appellant tegen Kranendonk Production Systems B.V.)

Procesrecht. Art. 843a jo 1019a Rv.  Tussentijds hoger beroep tegen het in het incident ex art. 843 a Rv gewezen tussenvonnis staat niet open.

In het vonnis heeft de rechtbank de incidentele vordering van Kranendonk als bedoeld in art. 843a jo 1019a Rv toegewezen en in de hoofdzaak de zaak naar de rol verwezen. De rechtsvordering ziet toe op auteursrecht, databankenrecht en onrechtmatige daad gebaseerde vorderingen in de hoofdzaak en niet de op art. 843a Rv gebaseerde vorderingen in het incident.

3.2 Het hof overweegt hiertoe als volgt. De regel dat tussentijds hoger beroep tegen tussenuitspraken is uitgesloten behoudens rechterlijk verlof daartoe, strekt ertoe fragmentatie van de instructie van de zaak, vertraging en processuele complicaties tegen te gaan en daarmee de doelmatigheid en snelheid van de procedure te bevorderen.

Bij een vonnis in een incident ex artikel 843a Rv gaat het niet om een vonnis waarbij een voorlopige voorziening wordt getroffen of geweigerd, ten aanzien waarvan wel hoger beroep kan worden ingesteld voordat het eindvonnis is gewezen. Het gaat immers niet om een voorschot op de inzet van het geding. Naar het oordeel van het hof is evenmin sprake van een (deel)vonnis, nu niet door een uitdrukkelijk dictum een eind wordt gemaakt aan het geding omtrent enig deel van de rechtsvordering die inzet is van het geding. Als rechtsvordering die inzet is van het geding tussen Kranendonk en [appellant] moet worden verstaan de (op auteursrecht, databankenrecht en onrechtmatige daad gebaseerde) vorderingen in de hoofdzaak en niet de op art. 843a Rv gebaseerde vorderingen in het incident (vgl. HR 22 januari 2010, LJN BK1639). Tussentijds hoger beroep tegen de toewijzing van die vordering in het vonnis van 18 augustus 2010 staat derhalve– behoudens verlof van de rechter – in beginsel niet open.