Gepubliceerd op donderdag 15 juni 2006
IEF 2207
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Twee emmertjes

Rechtbank ’s-Gravenhage, 14 juni 2006, HA ZA 05-2298. Dijkstra Plastics B.V. tegen Saier Verpackungstechnik GmbH & Co.

Interessant octrooigeschil over de garantiesluiting van een emmer. De uitspraak is vooral lezenswaardig omdat de interpretatie van het octrooi na een inbreukprocedure in eerste aanleg en hoger beroep nog een keer aan bod komt. Onderwerp is een EP van Saier. Tegen het Europese octrooi van Saier is een oppositie- en beroepsprocedure bij het Europees Octrooibureau door Dijkstra gevoerd, waarbij het octrooi in aangepaste vorm is gehandhaafd.

Bij vonnis van 10 juli 2002 heeft de rechtbank geoordeeld dat Dijkstra met de verhandeling van zowel de Foodline- als Gar-emmers inbreuk maakt op het octrooi. Bij arrest van 10 februari 2004 heeft het Hof geoordeeld dat Dijkstra met de verhandeling van de Gar-emmers (maar niet de Foodline-emmers) inbreuk maakt op het octrooi. In hoger beroep is gebleken dat de lip van de Foodline-emmer niet de “hefboom” functie heeft om het deksel er af te kunnen liften. Tegen het arrest van het Hof is beroep in cassatie ingesteld.

Dijkstra vordert in dit geschil onder meer vernietiging van het octrooi primair, omdat de beschermingsomvang is uitgebreid, en subsidiair omdat het de vereiste inventiviteit mist gelet op de door Dijkstra aangevoerde stand van de techniek, en een verklaring voor recht dat de GAR-emmer van Dijkstra geen inbreuk maakt op het octrooi.

De rechtbank wijst de vorderingen af. Van een uitbreiding van de beschermingsomvang is geen sprake.

“De uitvindinggedachte van het octrooi (volgens de B2-versie en samengevat) is dat het deksel gemakkelijk van de emmer te halen is door gebruikmaking van een “lip” die als een soort hefboom het deksel oplicht en over de houderrand tilt en tegelijkertijd dienst doet als verzegeling (doormiddel van losscheurbare nokjes of “ribben” ) zodat direct zichtbaar is dat de emmer open is geweest. In de uitvindinggedachte van de B1-versie spelen de woorden “satt und dichtend” geen belangrijke rol.

Die uitvindinggedachte ziet er immers op dat wordt voorzien in een lip om het deksel gemakkelijk los te maken (“leichtes Lösen”). De door Dijkstra bepleite beperking in de B1-versie tot zeer vast zittende deksels valt uit deze uitvindinggedachte zodoende niet te halen.

Nadere bestudering van de 3 passages die niet meer voorkomen in de B2 versie brengt de rechter niet tot een ander oordeel. De passages zeggen niets over de kracht die nodig is om de deksel op te kunnen liften en niet blijkt dat de deksel zo vast zou moeten zitten dat deze niet meer met de hand op te lichten is. “Er staat welbeschouwd slechts dat het deksel zeer vast moet zitten maar hoe vast is onduidelijk.”

De rechtbank leest in deze passage ook niet dat het moet gaan om een deksel die alleen op te lichten is met de lip. “Het gaat er in deze passage immers om dat de originaliteit wordt gewaarborgd met de nokjes of de dunne film tussen lip en emmerrand, die worden/wordt verbroken zodra de lip voor het eerst wordt gebruikt.”

Volgens de rechtbank blijkt uit geen van de door Dijkstra aangevoerde publicaties dat het voor de hand ligt om de lip een dubbelfunctie te geven van garantiesluiting en tegelijkertijd hefboomwerking om het oplichten van het deksel te vergemakkelijken.

De rechtbank wijst de vorderingen af.

Lees het vonnis hier.