Gepubliceerd op donderdag 13 maart 2008
IEF 5801
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Uit kromlijnige lijnen, stippen en/of wervels

ep750.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 12 maart 2008, HA ZA 06-2495, De Europese Centrale Bank tegen Document Security Systems, Inc.

Pan-Europese octrooizaak. Octrooi-inbreuk door Euro-bankbiljetten? Dat is nog niet gezegd, wel dat het octrooi waarop inbreuk gemaakt zou kunnen zijn geldig is, althans wat het Nederlandse deel betreft. En in het kader van de boekenweek: Gratis inleiding druktechniek van een pagina of zes.

Gedaagde DSS is houdster van het Europees octrooi dat betrekking heeft op een “Method of making a nonreplicable document (in – niet geheel correcte, Rb. – vertaling: ‘Niet kopieerbaar document en werkwijze voor het maken daarvan’)”. Kort gezegd heeft de uitvinding betrekking op een druktechniek voor het vervaardigen van een document waardoor het niet betrouwbaar kan worden nagemaakt met een kopieerinrichting van het aftasttype (scanning type copier).

Voorafgaand aan deze zaak, in 2005, heeft DSS eiser i.c. ECB gedagvaard voor het Gerecht van Eerste Aanleg, aanvoerend dat de ECB met de productie van Euro bankbiljetten inbreuk maakt haar octrooi. Het Gerecht van Eerste Aanleg heeft DSS in haar vorderingen ter zake van octrooi-inbreuk niet-ontvankelijk verklaard omdat slechts de nationale rechter bevoegd is van de octrooiinbreukvorderingen kennis te nemen. Lees die beschikking hier.

De ECB vordert i.c. vernietiging van het octrooi voor Nederland. Aan haar vordering legt de ECB ten grondslag dat het octrooi nietig is omdat het onderwerp van het octrooi niet wordt gedekt door de inhoud van de oorspronkelijke aanvrage, de uitvinding niet nieuw is en bovendien uitvindingshoogte mist.

De ECB heeft in een negental landen nietigheidsprocedures tegen het octrooi geïnitieerd. Het octrooi is ondertussen voor het VK en Frankrijk nietig verklaard en voor Duitsland in stand gehouden. Een niet-relevante niet-juridische conclusie is dat met instandhouding van het Nederlandse deel in de onderhavige zaak de stand dus nu 2-2 is.

Ook met het oog op het internationale karakter van het geschil komt de rechtbank met een uitgebreide motivering van haar oordeel. Er wordt verwezen naar de andere nationale beslissingen, en dan vooral de Britse, en om het geheel wat inzichtelijker te maken geeft de rechtbank een eigen inleiding van een pagina of zes in de (druk)technieken waar het i.c. om gaat.

Nietigheidsgronden

De bezwaren van de ECB tegen het octrooi (het onderwerp van het octrooi niet wordt gedekt door de inhoud van de oorspronkelijke aanvrage, de uitvinding niet nieuw is en mist bovendien uitvindingshoogte) worden door de rechtbank één voor één afgewezen.

1. Toegevoegde materie – 123 lid 2 EOV jo. artikel 75 lid 1 onder c Rijksoctrooiwet 1995:

Uitgangspunt is dat een octrooiaanvrage niet zodanig gewijzigd mag worden dat het onderwerp niet meer gedekt wordt door de inhoud van de aanvrage zoals ingediend. Volgens de rechtbank is daar i.c. geen sprake van.

“4.47. De hiervoor weergegeven passages in de beschrijving komen overeen met de inhoud van de in conclusie 13 geclaimde materie. De [toegevoegde - IEF] deelkenmerken F en G waarbij het rasterpatroon over het originele beeld wordt gelegd voor het op het document voortbrengen van een gedrukte afbeelding omvattende de oorspronkelijke afbeelding met een daarboven geplaatst overgebracht of ondoorgankelijk gemaakt drukpatroon in overeenstemming met het rasterpatroon en waarin het drukpatroon normaal niet met het blote oog te onderscheiden is, zodanig dat het originele beeld en het gedrukte beeld voor het blote oog algemeen hetzelfde lijken, zijn daarmee directly and unambiguously geopenbaard.

4.48. (…) Anders dan de Engelse en Franse rechter is deze rechtbank van oordeel dat de gemiddelde vakman (..) de deelkenmerken F en G zonder meer zou begrijpen uit de op pagina’s 7-9 van de oorspronkelijke aanvrage beschreven gevonden print methode voor het vervaardigen van een oorspronkelijk beveiligd document (replicant document) en de verdere kopieën gemaakt met een kopieerinrichting van het aftasttype in verbinding met conclusie 13.

4.49. De stelling van ECB dat het teruggrijpen op bepaalde passages uit de beschrijving in combinatie met conclusie 13 een niet toegestane mozaïek-methode ( zou zijn om alsnog dekking voor de gewijzigde conclusie te vinden, wordt verworpen.  De ruimer geformuleerde oorspronkelijke conclusies die zien op het op verschillende manieren vervaardigen van een niet betrouwbaar te reproduceren document, weerhouden de aanvrager er niet van tijdens de verleningsprocedure te verwijzen naar die delen van de beschrijving waarin kenmerken worden beschreven die de aanvrager naar de claim wenst over te brengen.

Dat zou anders zijn indien de door het EOB hiervoor gegeven kaders (zie r.o. 4.27) te buiten zouden worden gegaan namelijk indien de positie van de octrooihouder op ongerechtvaardigde wijze wordt verbeterd of indien de rechtszekerheid van derden in het gedrang komt, maar daarvan is het onderhavige geval geen sprake. 

De voorkeur van de aanvrager voor een werkwijze met kenmerken F en G valt voldoende duidelijk en ondubbelzinnig uit de oorspronkelijke aanvrage af te leiden, gelet op de neerlegging daarvan in een volgconclusie en de bewoordingen van de hierboven aangehaalde passages. Van een niet geopenbaarde en aldus ongeoorloofde selectie van kenmerken uit de aanvrage is dan ook geen sprake.

4.50. Het beroep op de nietigheid van conclusie 1 wegens toegevoegde materie wordt derhalve verworpen.”

2. Gebrek aan nieuwheid (artikel 75 lid 1 onder a ROW 1995 jo. artikelen 52 en 54 EOV):

“4.52. Het beroep dat de uitvinding openbaar is gemaakt in het Zwitserse en Britse bankbiljet wordt verworpen. In feite heeft ECB dit beroep slechts onderbouwd door te stellen dat achteraf kan worden geconstateerd dat een kleurenkopie gemaakt met een laser kleurkopieermachine van het type Canon 700L (300 dpi) duidelijke wijzigingen in het originele beeld laat zien die zichtbaar zijn met het blote oog.   (…) Die stelling leidt evenwel geenszins tot de conclusie dat de in EP 750 geclaimde werkwijze door middel van de bankbiljetten is openbaar gemaakt: de werkwijze valt immers niet te herleiden uit de bankbiljetten als zodanig.

Ook het beroep op anticipatie door een Brits octrooi (GB 011) verworpen. Het document is niet nieuwheidsschadelijk.

3. Gebrek aan inventiviteit (artikel 75 lid 1 onder a ROW 1995 jo. artikel 56 EOV):

Noch het genoemde Brits octrooi, noch andere octrooien en artikelen doen af aan de inventviteit van het litigieuze octrooi. De gemiddelde vakman had op de prioriteitsdatum geen diepgaande kennis van de werking van scanning type copiers en geen van de genoemde documenten bevat aanwijzingen dat de gemiddelde vakman tot een uitvinding als die van het octrooi had kunnen komen. Ook de combinatie van een of meer van deze documenten doet aan de uitvindingshoogte van het octrooi geen afbreuk.

De ECB stelt ten slotte nog dat conclusie 2 nietig zou zijn wegens gebrek aan inventiviteit en de conclusies 3 en 4 nietig zouden zijn wegens niet-nawerkbaarheid althans toegevoegde materie.

“4.62 (…) Die stellingen worden gepasseerd. Ten aanzien van conclusie 2 geldt dat deze afhankelijk is van de inventieve conclusie, zodat de inventiviteit gegeven is. Wat betreft de bezwaren ten aanzien van de conclusies 3 en 4 geldt dat de daarvoor ontwikkelde argumentatie in het licht van het verweer van DSS onvoldoende is onderbouwd, zodat die bezwaren worden verworpen.”

De slotsom luidt dat het octrooi geldig is zodat de door ECB gevorderde vernietiging daarvan moet worden afgewezen.

Nu de vorderingen aanhangig zijn gemaakt voor de implementatiedatum van de Handhavingsrichtlijn (Richtlijn 2004/48/EG) zullen de proceskosten conform het liquidatietarief worden vastgesteld.

Lees het vonnis hier.