Gepubliceerd op woensdag 8 november 2006
IEF 2913
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Uitzetbare pluggen

papl.gifRechtbank ‘s-Gravenhage 7 november 2006, rolnr. KG ZA 06-1178. Est group Inc & Est Group B.V.  tegen IPCO B.V.
 
Het verdient aanbeveling om merkenrechtelijke overeenkomsten (ook) met de merkhouder te sluiten.

Korte recht-toe-recht-aan merkenzaak. Est Group B.V. is houdster van het Gemeenschapsmerk POP-A-PLUG voor uitzetbare pluggen. Ipco B.V. heeft een distributieovereenkomst gesloten met Est Group Inc met betrekking tot de distributie van uitzetbare pluggen onder de merknaam POP-A-PLUG in Nederland door Ipco.

In begin 2005 heeft Est Group, Inc. deze distributieovereenkomst opgezegd, waarna een schikkingsovereenkomst is gesloten. Vanaf eind 2005 brengt Ipco uitzetbare pluggen op de markt onder de naam POP&PLUG. Est Group B.V. en Est Group, Inc. eisen in kort geding een verbod op het gebruik van het teken POP&PLUG. Aangezien Est Group B.V. de enig merkhoudster is, kan Est Group Inc echter niet in haar vordering worden ontvangen.

Ipco heeft betoogd dat de Haagse Voorzieningenrechter niet bevoegd zou zijn om van deze zaak kennis te nemen, aangezien in de distributieovereenkomst een arbitrageclausule is opgenomen. De Voorzieningenrechter oordeelt dat nog afgezien van het feit dat (i) de merkhouder bij die overeenkomst geen partij was, en (ii) de overeenkomst niet ziet op afspraken omtrent het merkrecht, het verweer van Ipco afstuit op de exclusieve bevoegdheid van de Haagse rechtbank. Gelet op artikel 93 lid 4 van de Gemeenschapsmerkenverordening zouden partijen hooguit kunnen overeenkomen een geschil als het onderhavige voor te leggen aan een andere rechtbank voor het Gemeenschapsmerk.

Het betoog van Ipco dat het merk POP-A-PLUG volledig beschrijvend zou zijn faalt volgens de Voorzieningenrechter. In dit oordeel wordt ambtshalve meegenomen dat het hier gaat om een vooronderzocht merkt en dat zo’n merk door het OHIM grondig wordt getoetst op mogelijke beschrijvendheid.

Ten aanzien van de inbreukvraag wordt de welbekende maatstaf toegepast. De voorzieningenrechter acht het gebruik van het teken POP&PLUG inderdaad inbreukmakend. Het het teken stemt auditief, visueel en begripsmatig in hoge mate overeen met het merk POP-A-PLUG en betreft exact dezelfde waren.

Met betrekking tot de proceskosten moet de voorzieningenrechter streng zijn: “Est Group B.V. heeft bij dagvaarding omstandig en op goede gronden aangegeven dat en waarom zij gelet op de Handhavingsrichtlijn, welke ten onrechte nog niet in de Nederlandse wetgeving is geïmplementeerd, aanspraak kan maken op een vergoeding van redelijke en evenredige proceskosten. Est Group B.V. heeft evenwel in de dagvaarding geen enkele indicatie omtrent de hoogte van die kosten gegeven. Ter zitting is zij daar zelfs helemaal niet meer op teruggekomen. Dat betekent dat zij deze op zich terechte aanspraak niet heeft onderbouwd, zodat slechts een proceskostenvergoeding overeenkomstig het liquidatietarief zal worden toegewezen.”

Lees het vonnis hier.