Gepubliceerd op donderdag 1 december 2005
IEF 1300
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Uitzonderlijk omvangrijk

Rechtbank 's-Gravenhage, 1 december 2005,Heineken/Interbrew en Philips. Lang vonnis in kort geding in de zaak tussen Philips en Heineken: De rechtbank gaat uitgebreid in op de beoordeling van de geschiktheid van de zaak voor kort geding: "De onderhavige zaken zijn niet geschikt om in kort geding te worden beslist, omdat deze vanwege hun complexiteit niet vatbaar zijn om in kort geding genoegzaam te worden toegelicht. Op grond van art. 256 Rv. zullen de door Heineken in beide procedures gevorderde voorzieningen dan ook worden geweigerd. [...] De zaken zijn in verschillend opzicht als uitzonderlijk complex aan te merken – ook als verdisconteerd wordt dat deze rechtbank vanwege haar exclusieve bevoegdheid in octrooigeschillen in Nederland in beginsel niet terugschrikt voor omvangrijke octrooizaken in kort geding."

Allereerst betreft het de omvang van de in kort geding aan de orde gestelde materie, te weten 5 ingeroepen Nederlandse registratieoctrooien, die elk op hun beurt ook uitzonderlijk omvangrijk zijn. Daarnaast zijn de zaken aanzienlijk feitelijk gecompliceerd. Voorts is in de twee zaken met name zijdens Heineken een in omvang buitensporig pakket producties ingebracht. Daarbij hebben de zittingen in beide zaken gezamenlijk bijna 12 uur geduurd. Bovendien zijn zowel de dagvaardingen als de pleitnota's buitengewoon omvangrijk. Ook zijn er zijdens Philips en Interbrew in de onderhavige kort gedingen 21 nieuwe, beweerdelijk nietigheidsschadelijke octrooischriften ingebracht, die niet eerder door de Europese examiners zijn getoetst of in de inbreukrapportages van de octrooigemachtigde van Heineken zijn besproken. Bovendien moet, aldus de rechtbank, bedacht worden dat Heineken op een naar zich laat aanzien rijkelijk laat moment met de onderhavige procedures is gekomen. Ook wordt meegewogen dat de inmiddels door Heineken aanhangig gemaakte bodemprocedure niet een procedure volgens het versneld regime in octrooizaken is, wat overigens een bewuste keuze is geweest. "De zaken zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter te ingewikkeld en te omvangrijk (gemaakt) voor kort geding, zodat het daarop gerichte formele verweer zijdens Philips en Interbrew behoort te worden gehonoreerd."

"Nu zij echter, zo stellen zij [Philips en Interbrew], toch gedwongen zijn geweest om de zaak inhoudelijk voor te bereiden [...] hebben zij in beide zaken uitdrukkelijk aangegeven dat het zeer op prijs zou worden gesteld, indien de voorzieningenrechter desalniettemin (ten overvloede) een inhoudelijk oordeel zou willen geven." De rechtbank oordeelt op een bijna verontschuldigende manier: "Het is van tweeën één: De zaken zijn geschikt of ongeschikt voor een voorlopige beoordeling in kort geding, en beetje geschikt bestaat in wezen niet. Bedoeld verzoek zou dan ook moeten worden genegeerd - hoe onbevredigend dat op zichzelf ook moge zijn; het kort geding kent nu eenmaal zijn beperkingen, een verantwoorde integrale beoordeling is op de aangegeven gronden in kort geding niet mogelijk. Daartoe moet de bodemprocedure worden afgewacht. Onbevredigend is ook, dat zij dezerzijds gaarne toegegeven, dat uit de aard van dergelijke kort gedingen pas ná de pleidooien kan worden beoordeeld, of alsdan een zodanige toelichting voorligt, dat het vereiste inzicht is verworven om tot een verantwoorde voorlopige beslissing te komen. Dat is juist het geval in mega-zaken, bij grote hoeveelheden stukken en meervoudige eis- en grondslagwijzigingen. Ook dat is evenwel nu eenmaal het gevolg van ons kort gedingstelsel."

"De voorzieningenrechter realiseert zich echter dat zowel partijen als de markt er bij gebaat zijn - althans gedeeltelijk en waar wel mogelijk - ook een inhoudelijk voorlopig oordeel te vernemen. Voor zover dat wel verantwoord wordt geacht en met de grootst mogelijke nadruk uitdrukkelijk ten overvloede, zal daartoe, mede gelet op de door partijen aangegeven grote commerciële belangen die in het spel zijn, bij wijze van uitzondering worden overgegaan."

De slotsom van de rechtbank leidt tot het afwijzen van alle inbreukeisen met nevenvorderingen van Heineken. De reconventionele eis in de zaak met rolnr. KG 05-1211 wordt toegewezen. Aldus wordt Heineken verboden te kennen te geven dat de PerfectDraft valt onder de beschermingsomvang de Nederlandse registratieoctrooien van Heineken. Tevens mag Heineken niet meer te kennen geven dat Philips bij de ontwikkeling van de PerfectDraft geheimhoudingsafspraken met Heineken heeft geschonden. Lees hier het vonnis.