6 jun 2017
Kopieer citeerwijze ||
MC&F Broadcasting Production tegen ITV Global Entertainment Limited
Verbod gebruik format TV-spel The Alphabet Game vernietigd
Hof Amsterdam 6 juni 2017, IEF 17112; ECLI:NL:GHAMS:2017:2132 (MC&F Broadcasting Production tegen ITV Global Entertainment Limited). Vonnis voorzieningenrechter hier. Auteursrecht op format onderdeel TV-spel. Het format van de televisiespelshow 'The Alphabet Game' is door ITV in diverse landen in licentie gegeven aan verschillende productiemaatschappijen. MC&F stelde de auteursrechten op het 'Eindspel' te hebben. De Spaanse rechter oordeelde dat het Eindspel is afgeleid van het originele format van The Alphabet Game en dat de rechten daarop toekomen aan ITV. Het Hof volgt deze uitspraak niet. Dat de bodemrechter in de door MC&F tegen ITV gevoerde procedure tot de conclusie zal komen dat het eindspel een bewerking is van The Alphabet Game of daarvan is afgeleid blijkt onvoldoende aannemelijk te zijn. Het enkele feit dat in beide formats het alfabet een belangrijke rol speelt rechtvaardigt niet een dergelijke gevolgtrekking.
3.2. Het geschil van partijen betreft kort gezegd de vraag wie (auteurs)rechthebbende is op het hierboven onder 3.1 sub iii bedoelde Eindspel en/of gerechtigd is dit format te exploiteren. De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis overwogen dat het geen uitgemaakte zaak is wie de auteursrechten op het Eindspel heeft en heeft op grond van een afweging van de belangen over en weer de vordering van ITV (inhoudende, kort gezegd, een verbod aan MC&F om zich te gedragen als ware zij rechthebbende op het format) toegewezen en de (in essentie spiegelbeeldige) vordering van MC&F afgewezen. MC&F komt in hoger beroep met acht grieven tegen deze beslissingen op. Deze lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
3.3. MC&F heeft aan haar verweer en (reconventionele) vordering ten grondslag gelegd dat Einstein destijds op zoek was naar een andere finale dan die in het format ‘The Alphabet Game’ was beschreven en dat MC&F in dat kader het format van het door haar ontwikkelde spel 21x100 aan Einstein ter beschikking heeft gesteld, zijnde dit het Eindspel dat inzet is van het onderhavige kort geding. Zij heeft daartoe eind 1998 met Einstein een licentieovereenkomst gesloten. De door haar in Italië aanhangig gemaakte bodemprocedure strekt tot vaststelling van haar rechten op het Eindspel.
3.4. ITV bestrijdt op zichzelf niet dat het Eindspel niet behoorde tot het oorspronkelijke format van The Alphabet Game en dat dit ten behoeve van de Italiaanse uitzendingen van het spel daaraan is toegevoegd. Zij wijst echter op de hierboven onder 3.1 sub vi weergegeven clausule in de door haar rechtsvoorgangers met Einstein gesloten licentieovereenkomst alsmede op de sub x genoemde beslissing van de Spaanse rechter in de door Telecinco tegen ITV gevoerde procedure, waarin deze tot de conclusie is gekomen, kort gezegd, dat het Eindspel van The Alphabet Game is afgeleid en dat daarop geen afzonderlijke (auteurs)rechten zijn komen te rusten, welke uitspraak inmiddels in appel is bekrachtigd.
3.5. Dat ook de door MC&F in Italië geadieerde bodemrechter in de door MC&F tegen ITV gevoerde procedure tot de conclusie zal komen dat het eindspel een bewerking is van The Alphabet Game c.q. daarvan is afgeleid en wel op zodanige wijze dat dit als verveelvoudiging van The Alphabet Game moet worden aangemerkt, is in het licht van hetgeen omtrent de afzonderlijke formats uit het feitenmateriaal blijkt onvoldoende aannemelijk te achten. Het enkele feit dat in beide formats het alfabet een belangrijke rol speelt rechtvaardigt niet reeds een dergelijke gevolgtrekking. Het hof ziet geen aanleiding om op dit punt de beoordeling van de Spaanse rechter in de procedure tussen Telecinco en ITV te volgen.
Dat ITV jegens MC&F rechten kan ontlenen aan een bepaling uit een met Einstein gesloten licentieovereenkomst betreffende The Alphabet Game waarbij MC&F geen partij was, valt niet in te zien. Zelfs al zou Einstein tot het geven van een licentie met betrekking tot het Eindspel bevoegd zijn geweest (waaromtrent niets is gesteld of gebleken), dan kan dit er in ieder geval niet toe leiden dat MC&F niet meer gerechtigd is (eventuele) eigen rechten op het Eindspel te exploiteren (waartoe de in eerste aanleg toegewezen vordering van ITV strekt).3.6. Hoewel het hof de conclusie van de voorzieningenrechter deelt dat het voorshands geen uitgemaakte zaak wie als (auteurs)rechthebbende op het Eindspel moet worden beschouwd - daartoe zal in de bodemzaak nader feitelijk onderzoek dienen plaats te vinden - acht het hof de aanwijzingen dat deze rechten bij MC&F liggen voorshands sterker dan dat de onder 3.1 sub i genoemden, namens wie ITV optreedt, als maker van het format moeten worden beschouwd. Het hof ziet in deze beoordeling echter geen aanleiding om hangende de uitspraak in de bodemprocedure de vordering van MC&F toe te wijzen, te minder nu niet aannemelijk is dat een inbreuk op het format dreigt die een ingrijpen van de Nederlandse kortgedingrechter (jegens een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde partij) rechtvaardigt en MC&F ook overigens de spoedeisendheid van haar vordering onvoldoende feitelijk heeft toegelicht. De vordering van ITV zal alsnog worden afgewezen; dat zij rechthebbende is op het desbetreffende format is voorshands onvoldoende aannemelijk. Dat ITV er (groot) belang bij heeft om het format te blijven exploiteren is niet voldoende om een voorziening als in eerste aanleg getroffen te kunnen dragen; vereist is immers dat voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter (in een procedure waarin zowel ITV als MC&F partij zijn) het standpunt van ITV dat zij rechthebbende is zal honoreren.