Gepubliceerd op woensdag 29 november 2017
IEF 17307
Hof Den Haag ||
21 okt 2014
Hof Den Haag 21 okt 2014, IEF 17307; ECLI:NL:GHDHA:2014:4734 (Stichting Polikliniek De Blaak tegen Care@dvice), https://ie-forum.nl/artikelen/verbod-negatieve-uitlating-op-facebook-over-bedrijf-van-voormalige-werkgever

Verbod negatieve uitlating op Facebook over bedrijf van voormalige werkgever

Hof Den Haag 2 oktober 2014, IEF 17307; ECLI:NL:GHDHA:2014:4734 (Stichting Polikliniek De Blaak tegen Care@dvice) Mediarecht. Via Facebook heeft geïntimeerde (oud-medewerker) met personeelsleden van De Blaak gecorrespondeerd over de toekomst van de Polikliniek. Beslissend is niet of de berichten zichtbaar waren voor derden, ook niet voor de zogeheten vrienden van Facebook, maar of de berichten van zodanig aard waren dat zij rekening had behoren te houden dat deze ook ter kennis van anderen zouden geraken. Het beroep op vrijheid van meningsuiting verworpen. Nu geïntimeerde zich kennelijk op het standpunt stelt dat in dit geval het belang van de openbaarheid behoort te overwegen, lag het op haar weg om dit standpunt voldoende te onderbouwen. Voor een contactverbod met de medewerkers bestaat geen goede grond, maar wel een verbod tot het doen van negatieve uitlatingen.

3. Het hof stelt het volgende voorop. Beslissend is niet of de via Facebook door [geïntimeerde sub 1] verzonden berichten niet zichtbaar of toegankelijk voor derden waren, ook niet voor de zogeheten vrienden van Facebook, maar of de door [geïntimeerde sub 1] verzonden berichten van een zodanige aard waren dat zij er rekening mee had behoren te houden dat deze berichten ook ter kennis van anderen dan [X] , al dan niet behorende tot de kring van de personeelsleden van De Blaak, zouden geraken.

9. Het hiervoor overwogene leidt het hof tot de conclusie dat [geïntimeerde sub 1] onrechtmatig jegens De Blaak en [appellant sub 2] heeft gehandeld. Voor een verbod voor [geïntimeerde sub 1] om contact op te nemen met medewerkers van De Blaak (en met haar gelieerde vennootschappen) bestaat geen goede grond, maar wel voor een verbod tot het doen van negatieve uitlatingen over De Blaak en de met haar gelieerde vennootschappen alsmede over [appellant sub 2] , dan wel tot het (doen) openbaar maken van dergelijke informatie, ongeacht de wijze van formuleren en ongeacht op welke plaats of jegens wie en ongeacht in welke media, waarbij de door appellanten specifiek aangeduide uitlatingen als voorbeeld dienen te worden beschouwd. In zoverre zal de vordering worden toegewezen, evenals de vordering tot veroordeling tot een dwangsom bij overtreding van voormeld verbod, welke dwangsom zal worden beperkt als hierna te vermelden.