Gepubliceerd op dinsdag 9 december 2025
IEF 23150
Gerecht EU (voorheen GvEA) ||
26 nov 2025
Gerecht EU (voorheen GvEA) 26 nov 2025, IEF 23150; ECLI:EU:T:2025:1064 (Lavrentios Lavrentiadis tegen EUIPO en Dalli-Werke GmbH & Co. KG), https://ie-forum.nl/artikelen/verwarringsgevaar-tussen-dall-en-dalli-voor-schoonmaak-en-cosmeticaproducten

Verwarringsgevaar tussen DALL en DALLI voor schoonmaak- en cosmeticaproducten

Gerecht EU 26 november 2025; IEF 23150; IEFbe 4060; ECLI:EU:T:2025:1064 (Lavrentios Lavrentiadis tegen EUIPO en Dalli-Werke GmbH & Co. KG). Het Gerecht van de EU bevestigt de beslissing van de Kamer van Beroep van het EUIPO dat het aangevraagde Uniewoordmerk DALL niet kan worden ingeschreven voor waren in klasse 3 (schoonmaakmiddelen, wasmiddelen, cosmetica, parfums e.d.), vanwege verwarringsgevaar met het oudere Uniewoordmerk DALLI van Dalli-Werke. Alle aangevraagde waren in klasse 3 vallen volgens het Gerecht binnen de ruime, maar nog steeds voldoende duidelijke categorieën van het oudere merk (“cleaning preparations”, “polishing preparations”, “abrasive preparations”, “non-medicated cosmetics” enz.), zodat de waren als identiek of in elk geval soortgelijk worden beschouwd. Dat de producten van de aanvragen in Griekenland en die van Dalli in Duitsland zouden worden geproduceerd, verandert niets: bij de beoordeling telt de warenomschrijving in het register, niet de feitelijke herkomst, en consumenten oriënteren zich primair op merken en niet op de verplichte herkomstinformatie of productcategorie-codes op etiketten. Ook de klacht dat de warenomschrijvingen van DALLI te vaag zouden zijn en in strijd met artikel 33 UMVo wordt verworpen; de gebruikte algemene termen zijn volgens het Gerecht voldoende duidelijk en precies en mogen ruim worden uitgelegd binnen hun letterlijke betekenis.

Bij de vergelijking van de tekens concludeert het Gerecht dat DALL volledig is vervat in DALLI en dat de enige afwijking – de extra letter i aan het einde – niet genoeg is om een andere totaalindruk te wekken. Visueel en fonetisch zijn de tekens daarom ten minste gemiddeld vergelijkbaar; bij korte woordmerken tellen dezelfde letters in dezelfde volgorde zwaar. Voor het niet-Duitstalige publiek in de EU hebben “DALL” en “DALLI” geen betekenis, zodat een begripsmatige vergelijking niet mogelijk is. Het argument dat “dalli” in het Duits (“opschieten”, “schiet op”) een betekenis heeft, helpt de aanvrager niet, omdat het voor een weigering al genoeg is als er in een deel van de EU verwarringsgevaar bestaat, en het Gerecht juist naar de niet-Duitstalige consument kijkt. Gezien de identieke/soortgelijke waren, de gemiddelde tot hogere aandacht van het publiek, het normale onderscheidend vermogen van DALLI en de visuele en fonetische gelijkenis, acht het Gerecht het aannemelijk dat consumenten kunnen denken dat de producten onder DALL en DALLI uit dezelfde of economisch verbonden ondernemingen komen. De vordering van de aanvrager wordt daarom volledig afgewezen; hij draait op voor de proceskosten van Dalli-Werke, terwijl EUIPO zijn eigen kosten draagt.

67      The Board of Appeal also correctly found, without that assessment being called into question by the applicant, that the distinctive character of the earlier mark was average for the relevant public given that the word element ‘dalli’ had no meaning in the non-German-speaking part of that public. Accordingly, the Board of Appeal was correct in concluding that, taking into account the relevant factors and their mutual interdependence, there was a likelihood that the non-German-speaking part of the relevant public, for whom the marks at issue had no meaning, would be confused, believing that those identical or similar goods covered by those marks came from the same undertaking or from economically linked undertakings within the meaning of Article 8(1)(b) of Regulation 2017/1001.

68      As regards the applicant’s claim that the usual origin as shown by the labelling of the packaging on which the information concerning the manufacturer and the place of manufacture appears is one of the many factors to be taken into account in order to determine whether or not there is a likelihood of confusion, it must be borne in mind that, according to case-law, there may be a likelihood of confusion even where, for the public, the goods in question have different places of production (see, to that effect and by analogy, judgment of 29 September 1998, Canon, C‑39/97, EU:C:1998:442, paragraphs 29 and 30). The existence of labelling rules is not such as to rule out the possibility that the relevant consumer would identify the commercial origin of the goods by referring to the trade marks rather than to the mandatory additional information on the labels of the goods.

69      Consequently, the Board of Appeal was correct in finding that there was a likelihood of confusion between the marks at issue for the relevant public within the meaning of Article 8(1)(b) of Regulation 2017/1001.