24 sep 2024
Uitspraak ingezonden door Edwin van der Velde, Simmons & Simmons.
Voormalig werknemer Picnic moet schadevergoeding terugbetalen
Hof Amsterdam 24 september 2024, IEF 22480 (Picnic tegen voormalig werknemer). Dit arrest gaat over een geschil tussen Picnic en een voormalig werknemer (hierna: de werknemer), over het gebruik van het portret van deze werknemer om nieuwe medewerkers te werven. In eerste aanleg werd Picnic veroordeeld om een schadevergoeding van EUR 10.000,- te betalen aan haar werknemer vanwege schending van haar portretrecht en werd een verbod opgelegd [zie IEF 21119]. In hoger beroep zijn deze oordelen vernietigd: Picnic is geen schadevergoeding verschuldigd en het verbod tegen Picnic wordt opgeheven. De rest van het vonnis wordt bekrachtigd.
Het hof oordeelt, net als de kantonrechter, dat Picnic weliswaar inbreuk heeft gemaakt op het portretrecht van haar werknemer, maar anders dan de kantonrechter oordeelt het hof dat dit niet heeft geleid tot immateriële en materiële schade bij de werknemer. Bovendien oordeelt het hof dat er geen reële dreiging bestaat dat Picnic opnieuw gebruik zal maken van het portret van haar werknemer, omdat Picnic voldoende maatregelen heeft genomen om herhaling te voorkomen. De in eerste aanleg toegewezen schadevergoeding en het verbod worden daarom vernietigd. Dit betekent dat de werknemer de schadevergoeding van EUR 10.000,- aan Picnic terug moet betalen.
4.5. Picnic heeft bij conclusie van antwoord in eerste aanleg toegezegd het portret van [X] niet meer te zullen gebruiken. Dater nadien nog een zodanige reële dreiging was dat het portret verder zou worden gebruikt op jegens [X] onrechtmatig te achten wijze dat dit een met dwangsom versterkt verbod rechtvaardigde vindt in het feitenmateriaal onvoldoende steun. Dat haar portret nadien nog tot 12 augustus 2022 via een Tiktok video zichtbaar is geweest volstaat in dit verband niet. [X] heeft bij akte gesteld dat in 2023 nog flyers met daarop haar portret in hubs en bestelbusjes zijn aangetroffen. Picnic heeft in haar antwoordakte aangevoerd dat uit navraag bij [X] en haar hub-managers is gebleken dat het hier ging om een in een vak achter de stael van een aantal bestelbusjes te Amsterdam-Noord verborgen promotiemapje waarin zieh tussen kleurplaten nog enkele oude flyers bevonden. Mede in het licht van de in die akte opgesomde maatregelen die volgens Picnic door haar in de peri ode vanaf 7 aprii 2022 zijn genomen om verdere verspreiding van het portret van [X] te voorkomen acht het hof genoemd incident onvoldoende om aan te nemen dater ten tijde van de uitspraak in eerste aanleg nog een reële dreiging van gebruik van het portret bestond, laat staan op een jegens [X] als onrechtmatig te kwalificeren wijze. Wat dit verbod betreft zal het hof het vonnis van de kantonrechter derhalve vernietigen en de vordering van [X] afwijzen.
4.6. Ook met betrekking tot de door [X] gevorderde immateriële schadevergoeding komt het hof tot een ander oordeel dan de kantonrechter. Blijkens het bepaalde in artikel 6: 106 BW komt in de daar beschreven gevallen nadeel dat niet in vermogensschade bestaat voor vergoeding in aanmerking. Nu niet is gebleken van de aanwezigheid van de gronden sub a en e noch van lichamelijk letsel, is voor toewijzing van immateriële schade vereist dat sprake is van schending in eer en goede naam dan we! het op andere wijze aangetast zijn in de persoon, hetgeen zieh za! voordoen indien sprake is van geestelijk letsel of een (voldoende emstige) aantasting van de persoonlijke levenssfeer.