16 sep 2025
Voorzieningenrechter: licentieovereenkomst mocht niet tussentijds worden beëindigd
Vzr. Rb. Limburg 16 september 2025, IEF 23036; ECLI:NL:RBLIM:2025:8922 (IFS tegen Isowrap). In dit kort geding oordeelt de voorzieningenrechter over de vraag of Isowrap gerechtigd was de exclusieve licentieovereenkomst met IFS over het octrooi op het isolatieproduct "Isobooster" tussentijds te beëindigen. IFS was op grond van die overeenkomst exclusief licentienemer en vordert dat Isowrap het gebruiksrecht niet als vervallen had mogen beschouwen wegens vermeend ongebruik. Isowrap stelt dat bij het tekenen van de licentieovereenkomst mondeling een ontbindende voorwaarde is overeengekomen, IFS zou binnen één maand een productiemachine bouwen. Daarnaast zou het octrooi binnen drie maanden gebruikt moeten worden en mocht PXA doorgaan met de verkoop van Isobooster. Volgens IFS is tijdens het tekenen slechts de ambitie uitgesproken dat een machine gebouwd zou worden. De verklaringen van partijen spreken elkaar tegen. Het zou kunnen dat over een machine is gesproken tijdens de ondertekening van de licentieovereenkomst, maar de voorzieningenrechter kan op basis van de tegenover elkaar staande getuigenverklaringen niet aannemen dat [naam bestuurder 1] bij de ondertekening van de licentieovereenkomst als ontbindende voorwaarde heeft gesteld dat IFS binnen een maand een machine moest bouwen, laat staan dat deze door IFS is aanvaard.
De voorzieningenrechter oordeelt dat in het kader van dit kort geding niet kan worden aangenomen dat er een ontbindende voorwaarde is overeengekomen. Wat betreft het vermeend ongebruikt laten van het octrooi oordeelt de rechter dat IFS voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij productie is gestart en leveringen heeft gedaan, onderbouwd met facturen en vrachtbrieven. Daarmee is niet voldaan aan de beëindigingsgrond van drie maanden geen gebruik. Voor zover IFS toestemming had gegeven aan PXA om (tijdelijk) door te gaan met de verkoop, volgt hieruit niet dat Isowrap het exclusieve gebruiksrecht mocht herroepen. IFS mocht deze toestemming later intrekken. Het verweer van Isowrap slaagt niet. Isowrap wordt verboden het octrooi aan derden ter beschikking te stellen en veroordeeld om het gebruiksrecht conform de licentieovereenkomst exclusief aan IFS beschikbaar te stellen voor vijf jaar. Isowrap moet, als de in het ongelijk gestelde partij, de proceskosten betalen.
4.8 Isowrap zal op grond van vordering I, sub c, verboden worden het patent en de handelsnaam Isobooster aan derden ter beschikking te stellen, op welke wijze dan ook, gedurende de looptijd van de licentieovereenkomst met IFS. Dit volgt uit het exclusieve recht dat op grond van de licentieovereenkomst ten aanzien van het patent aan IFS is gegeven.
De gevorderde verboden onder I sub a en sub b zullen worden afgewezen, omdat deze enerzijds te ruim zijn geformuleerd en anderzijds ervoor zouden zorgen dat Isowrap de licentieovereenkomst nooit meer zou kunnen beëindigen of een standpunt over het (on)gebruik van het patent jegens IFS zou kunnen innemen.
Daarnaast zal Isowrap conform vordering II, sub d, veroordeeld worden binnen twee werkdagen na betekening van het vonnis het patent, inclusief de handelsnaam Isobooster, exclusief en onbezwaard ter beschikking te stellen aan IFS voor de duur van vijf jaar, conform artikel A t/m E van de licentieovereenkomst, te rekenen vanaf 12 februari 2025. Door de vordering op deze wijze toe te wijzen, wordt aangesloten bij de inhoud van de licentieovereenkomst.
De vordering onder II sub e zal worden afgewezen. Middels het toewijzen van vordering I onder c wordt Isowrap al verboden om uit eigener beweging derden toe te staan van het patent gebruik te maken. Wat vordering II sub e daaraan toevoegt voor zover Isowrap gebruik door derden zou moeten staken is niet toegelicht en daarmee onvoldoende onderbouwd. Voor zover vordering II sub e erop ziet dat Isowrap actief inbreuken op het patent zou moeten aanpakken, zou dat in theorie op de licentieovereenkomst kunnen worden gebaseerd, maar de manier waarop dat is geformuleerd ( ‘al hetgeen te doen teneinde te voorkomen dat deze derden gebruik maken van het patent’) is zo algemeen dat onvoldoende duidelijk is wat IFS van Isowrap verwacht. In zoverre is ook dat deel van de vordering onvoldoende onderbouwd.
Ten slotte zullen de vorderingen onder II sub f, sub g en III worden afgewezen, omdat deze niet van een rechtsgrond zijn voorzien en ook overigens niet door IFS zijn onderbouwd.