Gepubliceerd op woensdag 22 oktober 2025
IEF 23025
Rechtbank Midden-Nederland ||
21 okt 2025
Rechtbank Midden-Nederland 21 okt 2025, IEF 23025; ECLI:NL:RBMNE:2025:5464 ([eisende partij] tegen Rugo)), https://ie-forum.nl/artikelen/voorzieningenrechter-wijst-vorderingen-eisende-partij-tegen-rugo-bags-gmbh-af-wegens-gebrek-aan-spoedeisend-belang

Uitspraak ingezonden door Willem Timmers, Burst Legal

Voorzieningenrechter wijst vorderingen [eisende partij] tegen RUGO BAGS GMBH af wegens gebrek aan spoedeisend belang

Rb. Midden-Nederland 21 oktober 2025, IEF 23025; ECLI:NL:RBMNE:2025:5464 ([eisende partij] tegen Rugo). De voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland wijst in het kort geding de vorderingen van [eisende partij] B.V. tegen RUGO BAGS GMBH af. Beide partijen verkopen FIBC’s/“Big Bags”, pallets, (afval)zakken en accessoires; [eisende partij] voert in Nederland de handelsnaam BIGBAGSTORE.NL, Rugo (gevestigd in Duitsland) voert BIGBAGSTORE.EU en is ook actief in Nederland. [eisende partij] vordert een verbod wegens handelsnaaminbreuk (art. 5 Hnw). De rechtbank acht zich bevoegd op grond van art. 7 lid 2 Brussel I-bis, omdat de (gestelde) onrechtmatige daad zich in Nederland kan voordoen: de website van Rugo is in Nederland toegankelijk en kan in het Nederlands worden weergegeven. Het procesverloop omvat onder meer de dagvaarding met producties 1–17, de conclusie van antwoord met producties 1–13 en een mondelinge behandeling op 7 oktober 2025 (met spreekaantekeningen van beide partijen).

De vorderingen stranden op het ontbreken van voldoende spoedeisend belang. [eisende partij] ontdekt op 29 april 2022 dat Rugo dezelfde handelsnaam voert en in Nederland actief is, sommeert Rugo op 21 juni 2023, laat de kwestie daarna lange tijd rusten en hervat pas op 18 december 2024 (met verdere correspondentie in januari en mei 2025). Het door [eisende partij] overgelegde klachtenoverzicht (prod. 5) laat zien dat in 2024 uitsluitend klachten uit het buitenland komen en in 2025 slechts twee gevallen van verwarring; een recente verslechtering in Nederland is daarmee niet aannemelijk. Gelet op dit tijdsverloop kan [eisende partij] de uitkomst van een bodemzaak afwachten, zodat het vereiste spoedeisend belang ontbreekt. [eisende partij] wordt veroordeeld in de proceskosten ex art. 1019h Rv. Het dictum luidt: vorderingen afgewezen; proceskosten- en renteveroordeling.

4.5.

Uit deze gang van zaken volgt dat [eisende partij] ruim 3,5 jaar heeft gewacht met het nemen van gerechtelijke stappen, terwijl de gestelde verwarring al in 2022 ontdekt werd. [eisende partij] geeft twee redenen voor dit tijdsverloop. Ten eerste geeft [eisende partij] aan dat het zo lang heeft geduurd doordat er schikkingsonderhandelingen liepen. Rugo betwist dat en uit de overgelegde stukken blijkt niet van dergelijke onderhandelingen. Daarnaast heeft [eisende partij] uitgelegd dat het aantal gevallen van verwarring na de sommatie in 2023 afnam en in 2024 weer toenam, waardoor er nu spoedeisend belang zou bestaan. Dit argument slaagt ook niet. Rugo heeft terecht gewezen op het door [eisende partij] overgelegde klachtenoverzicht uit productie 5 waaruit blijkt dat in 2024 uitsluitend klachten van buitenlandse partijen zijn ontvangen. In 2025 zijn er slechts twee klachten van verwarring geweest. Een toename van verwarring in Nederland (in 2024 en/of 2025) is daarmee niet aannemelijk geworden.

4.6.

Gelet op het lange tijdsverloop en het ontbreken van concrete aanwijzingen voor een recente verslechtering van de situatie, had [eisende partij] de uitkomst van een bodemzaak kunnen afwachten en ontbreekt het spoedeisend belang bij dit kort geding.