Gepubliceerd op donderdag 7 december 2017
IEF 17333
HvJ EU ||
19 okt 2017
HvJ EU 19 okt 2017, IEF 17333; C-614/17 (Fundación Consejo Regulador de la Denominación de Origen Protegida queso manchego tegen Industrial Quesera), https://ie-forum.nl/artikelen/vragen-aan-hvj-eu-over-het-gebruik-van-beeldtekens-die-een-voorstelling-oproepen-van-de-oorsprongsbe

Vragen aan HvJ EU over het gebruik van beeldtekens die een voorstelling oproepen van de oorsprongsbenaming

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 19 oktober 2017, IEF 17333; RB 3047; IEFbe 2420; C-614/17 (Fundación Consejo Regulador de la Denominación de Origen Protegida queso manchego tegen Industrial Quesera). Beschermde oorsprongsbenaming. Via MinBuZa: Verzoeker (Fundación Consejo Regulador de la Denominación de Origen Protegida Queso Manchego) is een procedure begonnen tegen verweerders (Industrial Quesera Cuquerella en Cuquerella Montagud), waarbij zij cumulatief verschillende vorderingen heeft ingesteld. Verzoeker heeft gevorderd dat wordt vastgesteld dat de etiketten die door verweerders worden gebruikt voor het identificeren en in de handel brengen van kazen die niet onder de beschermde oorsprongsbenaming (hierna: BOB) ‘queso manchego’ vallen, en het gebruik van termen, waarmee verweerder op haar webpagina zowel verwijst naar kazen die vallen onder de BOB ‘queso manchego’ als naar andere kazen, die daar niet onder vallen, krachtens artikel 13 van de verordening inbreuk maken op de BOB ‘queso manchego’. Behalve deze vorderingen tot verkrijging van een declaratoire uitspraak tot nietigverklaring van merken en handelsnamen, zijn ook vorderingen ingesteld tot staking en verwijdering uit het handelverkeer. Verweerders betwistten dat de op de etiketten en de website gebruikte woord- en beeldtekens een voorstelling opriepen van de kaas die onder de BOB ‘queso manchego’ valt. Zij hebben aangevoerd dat verweerder een in La Mancha gevestigd bedrijf is dat kazen maakt in La Mancha – waarvan sommige vallen onder de BOB ‘queso manchego’ en andere niet –, zodat het logisch is dat zij symbolen uit de regio La Mancha gebruikt.

De rechter in eerste aanleg verwierp de vordering bij vonnis. De rechter in eerste aanleg was van oordeel dat het gebruik van de tekens of de afbeelding van Don Quichot van La Mancha, een voorstelling oproepen van La Mancha, maar niet van de kaas die wordt beschermd door de BOB ‘queso manchego’. Verzoeker ging in hoger beroep tegen dit vonnis. De Audiencia Provincial heeft het hoger beroep verworpen. De Audiencia was van oordeel dat het gebruik, op de etikettering van deze kazen, van landschappen en figuren die typerend zijn voor La Mancha, ertoe leidt dat de consument denkt aan de regio La Mancha, doch niet noodzakelijkerwijs aan de BOB ‘queso machego’. Verzoeker heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld bij de verwijzende rechter. 

Overweging: 

Verzoeker betoogt dat de ‘voorstelling’ van de BOB kan ontstaan door het gebruik van beeldtekens die een voorstelling van de BOB oproepen die fundamenteel conceptueel van aard is. Die stelling zou steun kunnen vinden in enkele uitlatingen van het Hof waaruit volgt dat er ook sprake kan zijn van een voorstelling wanneer er geen enkel gevaar bestaat voor verwarring, aangezien het er vooral om gaat dat er geen associatie van ideeën over de oorsprong van het product wordt gecreëerd in de geest van het publiek, en een marktdeelnemer niet ten onrechte mag profiteren van de reputatie van een beschermde geografische aanduiding. Dit is het eerste punt van twijfel over de uitlegging van artikel 13(1)b van de verordening dat moet worden weggenomen en bijgevolg aanleiding vormt voor de formulering van de eerste vraag. Voorts is er twijfel gerezen omdat, enerzijds, het toestaan dat voor producten die vallen onder een BOB met een geografisch karakter waarvan de benaming is afgeleid van de naam van de regio, een monopolie bestaat op het gebruik van tekens die een voorstelling oproepen van de regio waarmee die BOB verband houdt, en het weigeren om het gebruik van die tekens toe te staan aan in die regio gevestigde producenten wier producten niet vallen onder de BOB omdat zij behalve aan het vereiste van geografische oorsprong, aan geen van de specificaties voldoen, een ernstige beperking kan opleveren van het vrije verkeer van goederen, dat een van de basisbeginselen is die worden erkend in alle oprichtingsverdragen van de huidige EU. Het zou ook betekenen dat aan producenten van kaas met de BOB ‘queso machego’ een monopolie wordt verleend op het gebruik van tekens die verband houden met de regio, zodat andere kaasproducenten, die in dezelfde regio zijn gevestigd maar wier kazen niet onder de BOB vallen, deze niet kunnen gebruiken. Ten slotte rijst de vraag of de notie van de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument, van wiens waarneming moet worden uitgegaan om te kunnen bepalen of er sprake is van het oproepen van een voorstelling als bedoeld in artikel 13(1)b ook in het geval van producten waarnaar wordt verwezen in de verordening aldus moet worden opgevat dat zij ziet op de Europese consument, hetgeen in overeenstemming zou zijn met het Europese, communautaire karakter van de BOB-registratie en de reikwijdte van haar bescherming, dan wel dat zij ziet op de consument van de lidstaat waarin het product wordt vervaardigd dat de beschermde geografische aanduiding voor de geest roept of waarmee de BOB geografisch verband houdt, waar het product hoofdzakelijk wordt geconsumeerd en waar de schadelijke gevolgen van het oproepen van een voorstelling van de BOB dus groter zijn. 

Prejudiciële vragen: 

1. Dient er, om te kunnen spreken van het oproepen van een krachtens artikel 13, lid 1, onder b), van verordening 510/2006 verboden voorstelling van een beschermde oorsprongsbenaming, noodzakelijkerwijs sprake te zijn van het gebruik van benamingen die een grafische of fonetische gelijkenis vertonen met die beschermde oorsprongsbenaming, of kan deze voorstelling ook worden opgeroepen door het gebruik van een beeldtekens die een voorstelling oproepen van de oorsprongsbenaming? 

2. Kan, in het geval van een beschermde oorsprongsbenaming met een geografisch karakter [artikel 2, lid 1, onder a), van verordening 510/2006], wanneer het gaat om identieke of soortgelijke producten, het gebruik van tekens die een voorstelling oproepen van de regio waarmee de beschermde oorsprongsbenaming verband houdt, worden aangemerkt als de oproeping van een voorstelling – als bedoeld in artikel 13, lid 1, onder b), van verordening 510/2006 – van de beschermde oorsprongsbenaming zelf die ook verboden is in het geval waarin degene die die tekens gebruikt een producent is die is gevestigd in de regio waarmee die beschermde oorsprongsbenaming verband houdt, doch wiens producten niet vallen onder die beschermde oorsprongsbenaming omdat zij behalve aan het vereiste van geografische oorsprong, aan geen van de specificaties voldoen? 

3. Dient de notie van de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument, van wiens waarneming de nationale rechter moet uitgaan om te kunnen bepalen of er sprake is van het oproepen van een „voorstelling” als bedoeld in artikel 13, lid 1, onder b), van verordening 510/2006 in die zin te worden opgevat dat zij ziet op de Europese consument dan wel in die zin dat zij enkel ziet op de consument van de lidstaat waarin het product dat de beschermde geografische aanduiding voor de geest roept, wordt vervaardigd of waarmee de BOB geografisch verbonden is en waar het product hoofdzakelijk wordt geconsumeerd?