Gepubliceerd op woensdag 6 december 2006
IEF 3006
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Vragen over handhaving

Kamerstuk 30392, nr. B  1e Kamer. Aanpassing van diverse IE-wetgeving ter uitvoering van Richtlijn nr. 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (PbEG L 195).Voorlopig verslag.

Vragen aan de minister over de implementatie van de handhavingsrichtlijn.

“Welke (soorten van) kosten zouden volgens de minister bij de vaststelling van de kostenveroordeling in aanmerking moeten worden genomen om toch vooral een richtlijn conforme interpretatie te garanderen? Vallen hieronder als gerechtskosten alleen de kosten ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van de zaak? En vallen onder de “andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt” ook opinies van deskundigen en de kosten van octrooigemachtigden? Gaat de minister er van uit, dat al deze kosten – in beginsel – voor volledige vergoeding in aanmerking komen, zodat alleen de billijkheid als matigingsgrond kan worden gehanteerd?”

“Artikel 14 van Richtlijn 2004/48/EG van het Europees parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele eigendomsrechten verplicht tot een ruime proceskostenveroordeling van de verliezende partij. In het wetsvoorstel wordt deze bepaling geïmplementeerd door in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering art. 1019h op te nemen. Blijkens de memorie van toelichting (p.26) wordt in art. 1019h het toekennen van proceskosten gerelateerd aan intentie, omvang en karakter van de inbreuk. Die relatie is niet opgenomen in art. 14 van de Richtlijn, noch blijkt deze uit de strekking ervan. Is de in het wetsvoorstel gegeven  uitleg, zoals blijkt uit de memorie van toelichting, wel richtlijnconform en wordt de bedoeling van de richtlijn erdoor niet verwaterd?”

“In het artikel in het Nederlands Juristenblad (nr. 34, 29 september 2006) van prof. mr. D.J.G. Visser en mr. A. Tsoutsanis “De volledige proceskostenveroordeling in IE-zaken” stellen de auteurs de vraag hoe moet worden omgegaan met de kostenveroordeling in een meeromvattende rechtszaak, waarvan een IE-inbreuk slechts een ondergeschikt deel uitmaakt. Moet in dat geval ook een volledige proceskostenveroordeling worden toegewezen of een proceskostenveroordeling naar rato van het IE-aandeel? Welke ‘andere’ kosten, bijvoorbeeld de kosten van een octrooigemachtigde, naast de proceskosten in IE-zaken voor vergoeding in aanmerking komen en welke kosten om welke reden en op welke manier gematigd moeten worden.”

“Naar de leden van de VVD-fractie begrepen hebben van de voorzitter van de commissie Burgerlijk Procesrecht van de Nederlandse Orde van Advocaten, prof. mr. C.J.J.C. van Nispen, heeft de commissie IE van de Orde inmiddels het advies van de commissie Burgerlijk Procesrecht van de Orde overgenomen om een apart liquidatietarief in IE-zaken vast te stellen. Is een dergelijk tarief in overeenstemming met de richtlijn of is het wellicht daarmee in strijd?” (Wie die stukken heeft mag ze vanzelfsprekend mailen - IEF)

Lees het volledige verslag hier. Eeder bericht hier.