16 mei 2023
Wandelwol houdt haar schaapjes op het droge
Rechtbank Oost-Brabant 16 mei 2023, IEF 21506; ECLI:NL:RBOBR:2023:3011 (Wandelwol/Gedaagde) In dit kort geding staat de vennootschap onder firma Wandelwol tegenover gedaagde. Wandelwol stelt dat gedaagde onrechtmatig gebruik maakt van de term 'wandelwol', welk merk door firma Wandelwol wordt gehouden. Als de advocaat van Wandelwol gedaagde sommeert op te houden met het gebruik van het woord 'wandelwol' in haar advertentieteksten, wordt daar gehoor aan gegeven. Gedaagde haalt de term 'wandelwol' uit haar teksten en plaatst een rectificatie. Nog geen drie weken later gebruikt gedaagde het woord toch weer en haalt zij de rectificatie weg. Wandelwol stapt naar de rechter en vordert staking van het gebruik van de term, onder last van dwangsom.
Wandelwol staaft haar eis met de stelling dat gedaagde inbreuk maakt op haar woord-beeldmerk en dat verwarringsgevaar ontstaat, nu beide partijen anti-drukwolproducten aanbieden. Wandelwol stelt dat zij een origineel merk heeft, dat niet louter beschrijvend is. De verweren van gedaagde komen er op neer dat de term wandelwol niet nieuw is. Op haar beurt stelt Wandelwol dat zij een alpacawolspinnerij heeft overgenomen van iemand die de term wandelwol bedacht heeft en deze al voor de registratie van het merk voerde. De rechtbank volgt Wandelwol in haar redenering en komt tot de vraag of er verwarringsgevaar is. Naar vaste jurisprudentie wordt dit gevaar globaal beoordeeld naar de indruk die het merk bij het relevante publiek achterlaten. Gezien de grote mate van visuele en auditieve overeenkomstigheid tussen de twee merken ('WandelWol' en 'Wandelwol') en het feit dat beide partijen hetzelfde publiek aanspreken, stelt de rechter dat er een grote mate van verwarringsgevaar te duchten valt. De rechter wijst de vordering van de vof toe, met een gematigde dwangsom.
4.7 De voorzieningenrechter is van oordeel dat het woord wandelwol in het woord-beeldmerk WandelWol, in relatie tot de door haar aangeboden producten, niet louter een beschrijvende aanduiding betreft. Weliswaar zijn de woorden ‘wandel’ en ‘wol’ los van elkaar beschouwd generieke aanduidingen, maar dat geldt niet voor de samenstelling van deze woorden. WandelWol heeft onweersproken gesteld dat het hier gaat om antidruk wol producten, bestaande uit een melange van 100 % schapenwol, die druk ontlastend werken en - onder andere - geschikt zijn voor intensieve gebruikers van hun voeten, zoals wandelaars, sporters, maar ook voor mensen met allerhande voetklachten. De term wandelwol is voor die producten dan ook niet enkel beschrijvend van karakter. Hooguit kan worden gezegd dat het woord wandelwol refereert aan een bepaald doel waarvoor de producten kunnen worden gebruikt, namelijk wandelen, maar dit maakt nog niet dat het woord uitsluitend beschrijvend is. Dit in tegenstelling tot de term antidruk wol producten, welke aanduiding [gedaagde] eveneens voor de door hem aangeboden producten gebruikt, die wel enkel beschrijvend van aard is. Het verweer van [gedaagde] op dit punt faalt dan ook.
4.13 Zoals hiervoor reeds is overwogen is het woord wandelwol het onderscheidende en dominante woordelement in zowel het woord- beeldmerk als in het teken. De woorden WandelWol en wandelwol zijn visueel nagenoeg identiek; alleen tweemaal de letter w verschilt, omdat in het woord- beeldmerk de w tweemaal met een hoofdletter wordt geschreven, maar deze afwijking heeft in de visuele totaalindruk maar een beperkte betekenis. Hoewel het woord WandelWol in het woord- beeldmerk enigszins gestileerd is weergegeven, is dit beeldelement van het woord- beeldmerk relatief eenvoudig, het betreft uitsluitend gestileerde zwarte letters. Deze hebben dan ook weinig invloed op de visuele waarneming van het beeldteken, zodat het woordelement in het beeldteken domineert. Zowel visueel als auditief is er gelet op het voorgaande naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dan ook sprake van een hoge mate van overeenstemming tussen het merk en het teken. Gelet op het feit dat het hier om (vrijwel) gelijke waren gaat is voldoende aannemelijk dat bij het in aanmerking komende publiek, in dit geval particuliere consumenten, maar ook professionele partijen als pedicures, verwarring tussen beide ondernemingen kan ontstaan, althans dat de indruk wordt gewekt dat enig verband tussen hen bestaat. In dit geval heeft het verwarringsgevaar zich ook al daadwerkelijk gemanifesteerd, zoals blijkt uit de door WandelWol als prod. 7 en 14 overgelegde e-mailcorrespondentie met haar klanten. [gedaagde] heeft weliswaar vraagtekens geplaatst bij de verwarring die zou zijn ontstaan bij klanten van WandelWol, maar zonder enige nadere concretisering is deze stelling, in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, onvoldoende om aan te nemen dat geen sprake is van een reëel verwarringsgevaar.