Gepubliceerd op vrijdag 8 januari 2010
IEF 8508
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Winstafdracht bij merkinbreuk niet bij voorbaat kansloos?

Joost BeckerJoost Becker, Dirkzwager advocaten & notarissen: Winstafdracht bij merkinbreuk niet bij voorbaat kansloos?

“Vóór het arrest IWC/Michel van het Benelux Gerechtshof verscheen,  was min of meer onduidelijk op welke gronden winstafdracht bij merkinbreuk kon worden gevorderd. Nu weten wij meer. Inbreukmakers niet te kwader trouw zijn níet gehouden tot winstafdracht, maar bij moedwillig gepleegde inbreuk is er wél grond voor winstafdracht ex artikel 2.21 lid 4 BVIE. Volgens voornoemd arrest staat de (bewuste) inbreukmaker echter een aantal verweren ter beschikking om zich te disculperen. De vraag is of de inbreukmaker zich met die verweren niet al te gemakkelijk kan vrijpleiten.

(…) Het lijkt erop alsof de rechter bij de beoordeling of er een disculpatie voor de inbreukmaker is de inbreukvraag dus (dunnetjes) moet overdoen. Dat bevreemdt mij enigszins, omdat dit kan leiden tot verwrongen redeneringen in de rechterlijke motivering. Niet ondenkbaar is immers dat de rechter enerzijds oordeelt dat de – betwiste – inbreuk vaststaat, terwijl anderzijds – bij heroverweging door dezelfde rechter in het kader van winstafdracht – hij oordeelt dat sprake is van een verweer dat in redelijkheid niet als bij voorbaat kansloos kan worden aangemerkt. Dat verweer kan enige kans van slagen hebben, maar feit blijft dat de rechter het toch te zwak vond om het te doen (laten) slagen bij de inbreukvraag. Anders zou de rechter immers tot niet inbreuk moeten concluderen. Toch is het verweer dan kennelijk sterk genoeg om de winstafdrachtvordering te laten stranden.

Lees het gehele artikel hier.