17 mrt 2023
Wonderkind tegen Wunderkind
Vrz. Rechtbank Den Haag 17 maart 2023, IEF 21447; ECLI:NL:RBDHA:2023:3521 (Wonderkind tegen Wunderkind) De rechtbank heeft geoordeeld over vermeend verwarringsgevaar in een merkenrechtzaak. Eiseressen zullen hierna gezamenlijk Wonderkind genoemd worden, en gedaagden zullen hierna gezamenlijk Wunderkind genoemd worden. Wonderkind is een Nederlandse onderneming die software ontwikkelt waarmee bedrijven online advertenties kunnen maken om specifieke doelgroepen te bereiken. Wunderkind is een Amerikaanse onderneming en heeft software ontwikkeld die het gedrag van consumenten op een website volgt en op basis van hun interesses gepersonaliseerde berichten stuurt met betrekking tot specifieke producten. Beide organisaties zijn actief binnen de Europese Unie.
Wonderkind is houder van het Uniewoordmerk WONDERKIND sinds 2017. Wunderkind is houder van haar woordmerk sinds 2020. Wonderkind vordert bij de voorzieningenrechter dat Wunderkind het gebruik van haar woordmerk staakt, omdat er een risico op verwarring zou bestaan tussen de woordmerken. Wunderkind betwist dat er sprake is van merkinbreuk, omdat haar merk wordt gebruikt voor andere diensten dan waarvoor het Wonderkind-Uniemerk is ingeschreven. Bovendien richten beide organisaties zich op een ander publiek.
De rechter vangt aan met dat er sprake is van een merkinbreuk wanneer het betrokken merk gelijk is aan of overeenstemt met het ingeroepen Uniemerk én wordt gebruikt voor het aanbieden van dezelfde diensten. Het gevolg hiervan is dat er sprake is van een risico op verwarring onder het relevante publiek. De totaalindrukken van de merken zijn hierbij doorslaggevend. De rechter concludeert dat er een hoge mate van overeenstemming bestaat tussen de merken, zowel visueel, auditief als begripsmatig. De merken verschillen namelijk slechts in één letter, terwijl de betekenis en uitspraak ervan gelijk zijn. Daarnaast biedt Wunderkind vergelijkbare diensten als Wonderkind, namelijk reclame, marketingadvies en marktbewerking. Hierdoor ontbreekt het vereiste onderscheidende vermogen van het Wunderkind-merk.
De slotsom is dat er een risico op verwarring bestaat onder het relevante publiek. Wunderkind maakt hierdoor inbreuk op het Wonderkind-merk. Het inbreukverbod jegens Wunderkind wordt toegewezen.
4.24. Anders dan Wunderkind heeft betoogd, is de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel dat ‘wonderkind’ niet beschrijvend is voor de diensten waarvoor het is geregistreerd. Weliswaar zijn de online marketingdiensten van Wonderkind bedoeld voor het werven van talent (de unieke kandidaat voor een baan), maar dat betekent voorshands oordelend niet dat het woord ‘wonderkind’ in het algemeen in de perceptie van het relevante publiek kan dienen als aanduiding van een kenmerk van de diensten waarvoor het merk is ingeschreven. Daarvoor is het verband tussen het woord ‘wonderkind’ en de betrokken diensten onvoldoende direct en specifiek. Daar komt bij dat ‘wonderkind’ voorshands niet als een veelgebruikt of gangbaar woord moet worden gezien, zeker niet in combinatie met die diensten, hetgeen het onderscheidend vermogen vergroot. Met het voorgaande heeft het Wonderkind-merk intrinsiek een meer dan gemiddeld onderscheidend vermogen. Bovendien is aannemelijk dat dit onderscheidend vermogen is toegenomen door het gebruik ervan sinds de inschrijving. Naar voorlopig oordeel heeft het Wonderkind-merk dan ook een bovengemiddeld onderscheidend vermogen. Voor zover Wonderkind met haar beroep op de goede reputatie van het Wonderkind-merk heeft willen stellen dat het merk als een bekend merk moet worden gezien, heeft zij dit onvoldoende onderbouwd, zodat die stelling wordt gepasseerd.
4.25. Naar voorlopig oordeel kan tussen de Wunderkind-tekens en het Wonderkind-Uniemerk verwarring bij het publiek ontstaan als bedoeld in artikel 9 lid 2 sub b UMVo. De beperkte mate van soortgelijkheid van de diensten wordt in de globale beoordeling van dit verwarringsgevaar gecompenseerd door de hoge mate van overeenstemming tussen het merk en de tekens en het bovengemiddeld onderscheidend vermogen van het merk.
4.26. De vraag of zich daadwerkelijk relevante verwarring heeft voorgedaan - Wunderkind betwist dat de door Wonderkind gestelde gevallen van verwarring zich hebben voorgedaan bij het in dit geval relevante publiek - kan in het midden blijven. Voor gevaar voor verwarring in de zin van artikel 9 lid 2 sub b UMVo is niet vereist dat daadwerkelijk van verwarring is opgetreden.