Gepubliceerd op dinsdag 29 november 2022
IEF 21113
Gerecht EU (voorheen GvEA) ||
23 nov 2022
Gerecht EU (voorheen GvEA) 23 nov 2022, IEF 21113; ECLI:EU:T:2022:721 (General Wire Springs tegen EUIPO), https://ie-forum.nl/artikelen/woordmerk-general-pipe-cleaners-terecht-afgewezen

Woordmerk 'General Pipe Cleaners' terecht afgewezen

Gerecht EU 23 november 2022, IEF 21113; ECLI:EU:T:2022:721 (General Wire Springs tegen EUIPO) Op 21 augustus 2020 heeft General Wire Springs een verzoek tot inschrijving van het EU-woordmerk 'General Pipe Cleaners' ingediend. De inschrijving wordt geweigerd, General Wire Springs gaat tegen deze beslissing in beroep. De kamer van beroep verwerpt het beroep omdat het teken beschrijvend is en geen onderscheidend vermogen heeft. Het Gerecht oordeelt het teken inderdaad beschrijvend is omdat er rechtstreeks en concreet verband bestond tussen de uitdrukking "Gerneral Pipe Cleaners" en de soort, het type en de bestemming van de waren waarvoor het merk zou worden ingeschreven. Aangezien dit een absolute weigeringsgrond is, komt het Gerecht niet aan de inhoudelijke beoordeling van het onderscheidend vermogen toe. Tot slot meent General Wire Springs dat de kamer van beroep onvoldoende rekening heeft gehouden met de verlening van inschrijving van het aangevraagde teken voor dezelfde waren in de Verenigde Staten. Hierover zegt het Gerecht dat voor het EUIPO niet de verplichting bestaat om in derde landen genomen beslissingen inzake de inschrijving van een internationaal merk te erkennen. Het verzoek wordt afgewezen.

43. Consequently, the Board of Appeal was correct to find that the sign applied for was descriptive of the goods at issue for the purposes of Article 7(1)(c) of Regulation 2017/1001. The meaning of the sign applied for was neither allusive nor suggestive since there was a direct and specific relationship between the expression ‘general pipe cleaners’ and the kind, type and intended purpose of the goods at issue, which were devices for cleaning drains, parts of those devices or goods whose primary purpose was to be used in that context.

50. Since it is apparent from Article 7(1) of Regulation 2017/1001 that it is sufficient that one of the absolute grounds for refusal listed in that provision applies for the sign to be ineligible for registration as an EU trade mark, there is no need to examine the merits of the second plea in law relied on by the applicant, alleging infringement of Article 7(1)(b) of that regulation.

55. In that context, that examiner cannot be accused of having erred in her application of Article 7(1)(b) and (c) of Regulation 2017/1001. As stated in the contested decision, first, the provisions that appear under Chapter XIII of Regulation 2017/1001 do not lay down any obligation for EUIPO to recognise decisions on the registration of an international mark taken in third countries. Second, the EU trade mark regime is an autonomous system, made up of a set of rules and pursuing objectives specific to it, its application being independent of any national system. Consequently, the registrability of a sign as an EU trade mark must be assessed by reference only to the relevant EU rules. EUIPO and, as the case may be, the Courts of the European Union are not bound by a decision given in a Member State, or in a third country, that the sign in question is registrable as a national mark. That is so even if such a decision was adopted in a country belonging to the linguistic area in which the sign in question originated (see judgment of 17 January 2019, SOLIDPOWER, T‑40/18, not published, EU:T:2019:18, paragraph 47 and the case-law cited).