Gepubliceerd op donderdag 11 augustus 2005
IEF 763
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Zeldzame & Onbekende IE-rechten

Geheel conform het onderwerp zijn berichten met dit onderwerp vrij schaars. Lang geleden is het Recht Tot Inkeer al eens aan de orde geweest, nu aandacht voor het in de recente Mamma Mia-zaak (er blijken trouwens meer soortgelijke uitspraken tegen dezelfde gedaagde te zijn) al even aangestipte Grootrecht en Kleinrecht. 

In de vakliteratuur wordt er vrijwel geen aandacht aan besteed. Alleen de 'Spoor/Verkade/Visser' maakt er zijdelings melding van, o.a: "Zo wordt ten aanzien van het uitvoeringsrecht met betrekking tot dramatisch-muzikale werken weer nader onderscheiden tussen zgn. 'grootrecht' (uitvoering met gelijktijdige opvoering) en 'kleinrecht' (uitvoering zonder gelijktijdige opvoering), terwijl bij dit laatste weer onderscheiden kan worden tussen primaire openbaarmaking door radiozenders en secundaire openbaarmaking via de kabel, of door middels van radio-ontvangers in niet-besloten kring."

Google levert ook weinig op. Alleen de website van Muziekuitgeverij Donemus geeft een definitie: "Als een muziekwerk niet concertante wordt uitgevoerd, maar samen met dans, toneel of wat voor andere theatervorm dan ook, dan is er sprake van grootrecht. Dat houdt in dat niet BUMA de auteursrechten int, maar de uitgever."

"De rechter in Mamma Mia zegt er tenslotte het volgende over: "Indien een oorspronkelijk kleinrecht muziekwerk is opgenomen in een muziekdramatisch werk, in die zin dat het een integrerend onderdeel van dit muziekdramatische werk is gaan uitmaken, valt het – voor zover het ten gehore wordt gebracht in het kader van de vertoning van dit muziekdramatische werk – onder het grootrecht waarop de uitzondering van artikel 30a lid 3 Auteursrwet betrekking heeft.

De muziek vormt een integrerend onderdeel van dit muziekdramatische werk indien de plaats en de muziek niet willekeurig is en mede wordt bepaald door de dramatische handeling. Dat de Nederlandse praktijk er van uit ging dat de oorspronkelijke aard van een bepaald werk bepalend was voor de vraag of een werk groot recht kon worden, zoals het rapport van de Studiecommissie grootrecht – kleinrecht stelt, doet hieraan niet af. In het Rapport staat dat men in Nederland alleen stond in die opvatting alsmede dat het in het geval van muziekdramatische werken exploitatie door de auteursrechthebbenden zelf de voorkeur verdient boven exploitatie door belangenorganisaties als de Buma. Bovendien staat noch de tekst, noch de parlementaire geschiedenis van artikel 30a AW in de weg aan de conclusie dat kleinrecht grootrecht kan worden."