Kazaa vs. Buma Stemra: Giving the opportunity of downloading music is not illegal
Amsterdam Court Of Appeal, 28 March 2002, 1370/01 SKG. KAZAA B.V. versus Vereniging Buma & Stichting Stemra.
Copyright. “Furthermore, the court will point out that KaZaA justly contests the president’s â¨consideration that it must be put first that by giving its users the opportunity of downloading music files by means of its computer program without a license, KaZaA acts contrary to copyright. Insofar as there are acts that are relevant to copyright such acts are performed by those who use the computer program and not by KaZaA. Providing the means for publication or reproduction of copyrighted works is not an act of publication or reproduction in its own right. Also, it is not true, that is for the moment it cannot be assumed to be true, that the KaZaA computer program is exclusively used for downloading copyrighted works. (…) The appeal therefore succeeds.
Read the entire judgment here (judgment made available by Wouter Pors, Bird & Bird).
IEFenglish
Actualiteitenbijeenkomst speerpuntenbrief auteursrecht 20©20
Actualiteitenbijeenkomst ‘speerpuntenbrief’ Auteursrecht 20©20 Het West-Indisch Huis, Herenmarkt 99, Amsterdam, woensdag 20 april 2011 van 12.30 tot 14.30 uur De langverwachte ‘speerpuntenbrief’ van staatssecretaris Teeven is op 8 april 2011 de Ministerraad gepasseerd. Deze brief is vooral van belang omdat het standpunt van de regering over kopiëren uit illegale bron, de (afschaffing van de) Thuiskopieheffing en het auteurscontractenrecht erin zijn opgenomen. Daarnaast wordt rondom handhaving van IE-rechten, filtering en privacy de Conclusie AG Cruz Villalón inzake Scarlet Extended/SABAM C-70/10 op 14 april verwacht. Naar aanleiding hiervan organiseert uitgeverij deLex,op woensdag 20 april 2011 van 12.30 tot 14.30 uur een actualiteitenlunch in Het West-Indisch Huis in Amsterdam. Tijdens deze bijeenkomst zullen de hoogleraren Senftleben, Spoor en Visser hun visie geven op de standpunten en plannen van de regering. Vervolgens zal er veel ruimte zijn voor de inbreng van verschillende vertegenwoordigers van belanghebbenden en voor discussie met de zaal onder leiding van Visser. Programma
Er worden 2 PO-punten voor de Nederlandse Orde van Advocaten toegekend, mits deelname aan volledige programma +ingetekend voor en na de bijeenkomst (eigen verantwoordelijkheid) Aanmelden IS NIET MEER MOGELIJK |
|
Marca / Adidas
HvJ EG 22 juni 2000, zaak C-425/98 (Marca c.s. tegen Adidas; inzake: drie versus twee strepen) - conclusie - dossier - BenGH - concl BenGH
(verwarring)
In navolging van HR 16 februari 2007, Hof 's-Hertogenbosch 29 maart 2005 en Rechtbank Breda 13 oktober 1998, HA ZA 97-1622 (hierin opgenomen). Marca verkocht kleding met twee strepen, Adidas maakte daar bezwaar tegen op basis van haar 3-strepen merken (BNL 1340, BNL 325509, BNL 0362768, WIPO 414034). Zie ook Adidas/Fitnessworld, IEF 2829.
‘Artikel 5, lid 1, sub b [Merkenrichtlijn], kan niet aldus worden uitgelegd, dat ingeval dat: - een merk hetzij van huis uit hetzij wegens zijn bekendheid bij het publiek een bijzondere onderscheidingskracht bezit, en - een derde zonder de toestemming van de merkhouder in het economisch verkeer voor dezelfde of soortgelijke waren of diensten als die waarvoor het merk is ingeschreven, een teken gebruikt dat in zodanige mate met het merk overeenstemt dat daardoor de mogelijkheid van associatie met het merk ontstaat, het uitsluitend recht van de merkhouder hem toestaat aan die derde dat gebruik van het teken te verbieden, wanneer de onderscheidingskracht van het merk zodanig is dat niet uitgesloten is, dat die associatie verwarring kan doen ontstaan.’ (Dictum).
‘39. Het Hof heeft hiermee te kennen gegeven, dat de bijzondere onderscheidingskracht van het oudere merk het verwarringsgevaar kan vergroten en, in geval van een begripsmatige gelijkenis tussen merk en teken, aan het ontstaan van dit gevaar kan bijdragen. De negatieve formulering „kan niet worden uitgesloten” in punt 24 van het arrest SABEL (reeds aangehaald) benadrukt enkel de mogelijkheid, dat uit de combinatie van de twee genoemde factoren een gevaar kan ontstaan. Zij betekent geenszins een vermoeden van verwarringsgevaar bij het bestaan van gevaar voor associatie in enge zin. Met deze formulering heeft het Hof impliciet gedoeld op de door de nationale rechter in iedere bij hem aanhangige zaak te verrichten bewijswaardering. Het Hof heeft de nationale rechter niet ontheven van de noodzakelijke positieve vaststelling van verwarringsgevaar, waarvan het bewijs moet worden geleverd.’ (Ov. 39).
NJ 2000/714; BIE 2001/9, m.nt. JHS; IER 2000/50, m.nt. RdR; NTER 2000/10, m.nt. R.P. Raas