Gepubliceerd op vrijdag 15 maart 2024
IEF 21947
Hoge Raad ||
16 feb 2024
Hoge Raad 16 feb 2024, IEF 21947; ECLI:NL:PHR:2024:176 (Tinnus tegen verweerster), https://ie-forum.nl/artikelen/a-g-tinnus-geniet-geen-auteursrechtelijke-bescherming

A-G: Tinnus geniet geen auteursrechtelijke bescherming

Parket bij de Hoge Raad 16 februari 2024, IEF 21947; ECLI:NL:PHR:2024:176 (Tinnus tegen verweerster). Deze zaak gaat over de vraag of de waterballonvullers van Tinnus Enterprises (hierna: Tinnus) auteursrechtelijk beschermd zijn. De techniek houdt, kort gezegd, in dat door gebruik van slangetjes meerdere waterballonnen tegelijk gevuld kunnen worden. Tinnus vordert een inbreukverbod jegens verweerster ter bescherming van haar beweerde auteursrechten (en modellenrechten). Op 1 maart 2024 heeft de Hoge Raad al arrest gewezen over de octrooirechtelijke bescherming van deze waterballonvullers [zie IEF 21912]. Het Gerechtshof Den Haag (hierna: het hof) had eerder in deze zaak geoordeeld dat geen sprake was van een auteursrechtelijk beschermd werk wegens techniekexceptie [zie IEF 21511].  

Tinnus stelt dat, omdat zij voor meer dan de gekozen 35 slangetjes had kunnen kiezen, sprake is van creatieve keuzes. De Advocaat-Generaal (hierna: A-G) verwerpt deze stelling aan de hand van het Brompton Bicycle-arrest. Het feit dat er alternatieven bestaan, is niet doorslaggevend voor de vraag of sprake is van de techniekexceptie. De toets is of de vorm in zodanige mate door technische overwegingen wordt ingegeven dat geen ruimte bestaat voor creatieve keuzes. De aard van het product kan een belangrijke factor zijn, maar het feit dat het in dit geval gaat om speelgoed, zou niet moeten leiden tot een lagere werkdrempel, aldus de A-G. Het betoog dat het hof heeft miskend dat de combinatie van niet-beschermde element beschermd kunnen worden, volgt de A-G niet evenmin. De A-G concludeert, evenals het hof, dat geen sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk wegens de techniekexceptie en verwerpt het cassatieberoep.

4.15 Deze rechtsklacht gaat uit van een te beperkte lezing van de auteursrechtelijke techniekexceptie. Het betoog komt erop neer dat er ook alternatieven zijn voor het bereiken van hetzelfde technische effect, namelijk met meer of minder slangetjes en dat dàt reden zou zijn dat de techniekexceptie niet opgaat. Uit het besproken Brompton Bicycle-arrest volgt evenwel dat het bestaan van alternatieven niet doorslaggevend is voor de vraag of de vorm uitsluitend door technische overwegingen wordt bepaald, in welk geval geen ruimte bestaat voor auteursrechtelijke bescherming (en datzelfde geldt op grond van de besproken arresten Doceram en Papierfabriek Doetinchem voor de modelrechtelijke techniekexceptie). Zodoende is van een onjuiste rechtsopvatting geen sprake hier; dat alternatieve vormen denkbaar zijn wil nog niet zeggen dat geen ruimte bestaat voor de techniekexceptie. De toets is of de vorm in zodanige mate door technische overwegingen wordt ingegeven dat geen ruimte bestaat voor creatieve keuzes. Het is dan ook onjuist, zoals Tinnus lijkt te betogen, dat het bestaan van keuzes voldoende is om aan te nemen dat er sprake is van vrije en creatieve keuzes in de zin van de werktoets. In lijn met het hier tevergeefs aangevallen juiste rechtsoordeel heeft het hof in rov. 6.18 overwogen dat het bestaan van verschillende manieren om tot dezelfde technische functie te komen op zichzelf niet voldoende is om tot het oordeel te komen dat [betrokkene 1] vrije en creatieve keuzes heeft gemaakt die de werkdrempel halen. Dat is een juist rechtsoordeel (in gelijke zin s.t. [verweerster] 27-30).

4.23 De klacht dat geen aandacht is besteed aan de aard van het voorwerp – speelgoed – mist feitelijke grondslag (idem s.t [verweerster] 37). Het hof heeft immers blijkens rov. 6.5 de stelling van Tinnus onder ogen gezien dat de Bunch-O-Balloons niet alleen een functionele waterballonvuller is, maar ook speelgoed dat vanwege zijn creatieve ontwerp aantrekkelijk is voor kinderen. Daarmee is deze factor speelgoed in de beoordeling betrokken, maar kennelijk is dat (impliciet) gewogen en te licht bevonden bij de vraag of hier sprake is geweest van vrije en creatieve keuzes die de zaak over de werkdrempel kunnen tillen. Het hof hoeft niet expliciet op alle argumenten met zoveel woorden in te gaan om tot een rechtens niet onjuist en overigens begrijpelijk oordeel te kunnen komen. Anders gezegd: dat de aard van het product een belangrijke factor kan zijn, zoals in de (bij uitstek utilitaire) printercartridgeszaak door de Hoge Raad is geoordeeld, maakt niet dat het hof door die aard hier niet nader uitdrukkelijk te bespreken een onjuist of ontoereikend gemotiveerd oordeel heeft gegeven. Het is bijvoorbeeld niet zo dat voor speelgoed een lagere werkdrempel geldt en de klacht neigt met de link naar de printercartridgeszaak naar een a contrario redenering die niet in hoog aanzien staat in ons recht. Daar stuit deze klacht op af.

4.71 Onderdeel 6 gaat verder uit van hetzelfde onjuiste uitgangspunt als de klacht uit subonderdeel 5A. Het bestaan van alternatieve verschijningsvormen brengt niet al mee dat de gemaakte keuzes uit die alternatieven vrije en creatieve keuzes betreffen. Van innerlijke tegenstrijdigheid tussen rov. 6.16 en 6.27 is helemaal geen sprake. In rov. 6.16 is onder ogen gezien dat er alternatieven bestaan, maar is tot het oordeel gekomen dat de keuze voor de basale, functionele taps toelopende vorm van de connector niet verder gaat dan de technische functie en dus creativiteit mist. De omschrijving van de connector als een basale, functionele taps toelopend vorm is een voldoende begrijpelijke motivering van het punt dat de gemaakte keuze niet verder gaat dan de technische functie. De motiveringsklacht faalt eveneens