Gepubliceerd op zaterdag 4 november 2006
IEF 2895
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Auteursrechtelijke vistripje

Voorzieningenrechter Rechtbank Breda,  25 oktober 2006, LJN: AZ1374. SLC Holding B.V. tegen R.L. Stakenburg Beheer B.V. & Valar Groep B.V. 

Vordering ex art. 843a Rv tot inzage van in beslag genomen bescheiden in verband met auteursrechtelijke inbreuk.

Bij vonnis in kort geding van 20 februari 2006 heeft de voorzieningenrechter Breda aan gedaagden (en een aantal andere (rechts-)personen) ondermeer een verbod opgelegd om nog langer inbreuk te maken op de in eigendom aan SLC toebehorende intellectuele en industriële eigendom en op de auteursrechten van het softwarepakket Commerce, met alle daarbij behorende broncodes en documentatie. Gedaagden hebben inmiddels hoger beroep ingesteld. SLC heeft beslag gelegd op gegevens en gegevensdragers.

SLC grondt haar vordering i.c. op de stelling dat zij spoedeisend belang heeft bij inzage in de in beslag genomen gegevens en gegevensdragers om te kunnen verifiëren of Valar Groep dwangsommen heeft verbeurd ingevolge overtreding van het bij vonnis in kort geding opgelegde verbod. SLC stelt dat zij daartoe dient te controleren of de programma’s C-XE en VBS van Valar Groep een ongeoorloofde verveelvoudiging vormen van het programma Commerce en tevens wenst te onderzoeken welke inkomsten door Valar Groep met de in eigendom aan SLC toebehorende software en/of software rechten zijn gerealiseerd.

Als uitgangspunt geldt dat voor toewijzing van een vordering op grond van artikel 843a Rv is vereist dat daarvoor een rechtmatig belang komt vast te staan, alsmede dat het gaat om bepaalde bescheiden. Daarnaast heeft te gelden dat de twee beperkingen vermeld in lid 4 van art. 843a Rv duidelijk maken dat er grenzen zijn aan de verplichting tot het produceren van stukken. De eerste houdt in dat gewichtige redenen daaraan in de weg kunnen staan. De tweede houdt in dat er geen goede grond voor een exhibitieplicht bestaat indien productie van bewijsmiddelen uit oogpunt van een behoorlijke rechtsbedeling kan worden gemist. Daarbij zal in het algemeen aangenomen kunnen worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook gewaarborgd is indien bewijs van de onderwerpelijke feiten redelijkerwijs ook langs andere weg kan worden verkregen.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat SLC een rechtmatig belang heeft bij inzage in de beslagen gegevens om vast te kunnen stellen of de programma’s C-XE en/of VBS in de zin van de Auteurswet kunnen worden aangemerkt als een ongeoorloofde verveelvoudiging of openbaarmaking van het programma Commerce. Ten aanzien van het programma C-XE heeft de voorzieningenrechter immers bij vonnis in kort geding geoordeeld dat aannemelijk is dat het programma C-XE een ongeoorloofde bewerking of nabootsing is van het programma Commerce. Dat dit een voorlopig oordeel is, doet aan voornoemd belang niet af.

Ten aanzien van de overige gegevens die SLC wenst in te zien teneinde vast te stellen of Valar Groep pakketten Commerce, C-XE en/of VBS heeft verkocht of gelicenseerd is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bewijs redelijkerwijs ook langs andere weg kan worden verkregen, waarbij vooral aan het deskundigenbericht kan worden gedacht.

Teneinde te onderzoeken of sprake is van inbreuk op auteursrechten is het niet noodzakelijk om alle in bewaring genomen gegevens te onderzoeken. Uitsluitend dient inzage te worden verkregen in de softwarematige opbouw en inhoud van de pakketten C-XE en VBS. Teneinde geheimhouding van vertrouwelijke gegevens van de Valar Groep te waarborgen, zal de machtiging tot inzage uitsluitend aan de door SLC in te schakelen derde: de 4i Trust Group B.V. worden verleend en worden beperkt tot uitsluitend die gegevens die noodzakelijk zijn om vast te kunnen stellen of de softwareprogramma’s C-XE en VBS inbreuk maken op de auteursrechten op het computerprogramma Commerce.

Lees het vonnis hier.