Gepubliceerd op donderdag 15 april 2010
IEF 8761
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Behoefte aan voorlichting over een publiek persoon

Rechtbank Amsterdam, 14 april 2010, HA ZA 06-3100, Cruijff c.s. tegen Tirion Uitgevers  en Guus de Jong (met dank aan Kitty van Boven, i-ee).

Portretrecht. Merkenrecht. Uitgebreid vonnis, met voetnoten naar relevante literatuur en rechtspraak, over vrijwel alle aspecten van het portretrecht. Johan Cruijff kan zich niet met een beroep op zijn portret- en/of merkenrecht verzetten tegen de publicatie van een beeldbiografie over Cruijff in de periode dat hij bij Ajax voetbalde.

Geen ‘zelfbeschikkingsrecht’ geportretteerde. “De zaak Reklos laat daarom, evenals de zaak Caroline van Hannover, naar het oordeel van de rechtbank onverlet dat ook indien "the right to the protection of one's image" in het concrete geval leidt tot het oordeel dat sprake is van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, een nadere belangenafweging moet plaatsvinden.”

Verzilverbare populariteit wijkt i.c. voor de vrijheid van meningsuiting, c.q. de ‘bij het publiek bestaande behoefte aan voorlichting over een publiek persoon’. Geen merkinbreuk, geldige reden: “Zij moet het onderwerp van het boek kunnen benoemen.” Enkele passages:

4.5. Het portretrecht verleent de geportretteerde derhalve geen absoluut recht "am eigenen bild”. Dit recht kan naar her oordeel van de rechtbank ook niet worden afgeleid uit de door Cruijff c.s. genoemde uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) in de zaken Reklos en Caroline van Hanover. De meeste aanknopingspunten voor de stelling van Cruijff C.S. zijn te vinden in de zaak Reklos. In die zaak overweegt het EHRM als volgt:

A person's image constitutes one of the chief attributes of his personality, as it reveals the person's unique characteristics and distinguishes the person from his or her peers. The right to he protection of one's image is thus one of the essential components of personal development and presupposes the right to control the use of that image. (. . .) in most cases the right to control such use involves the possibility for an individual to refuse publication of his or her image, it also covers the individual's right to object to the recording. (...) and the reproduction of that image by another person.

4.6. De hiervoor geciteerde overweging van het EHRM is opgenomen onder het kopje "General principles". Dit houdt naar het oordeel van de rechtbank niet in dat aan het uitgangspunt dat "the right to the protection of one's images (. . .) presupposes the right to control the use of that image" een (te) ruime strekking moet worden toegekend. De rechtbank wijst in dit verband op de concrete toepassing van dit uitgangspunt door het EHRM. Het EHRM volstaat niet met de conclusie dat, omdat er geen toestemming is gevraagd de foto's te maken, sprake is van een schending van het recht op privacy. Alvorens tot dat oordeel te kunnen komen, dienen de relevante omstandigheden van het geval bij de beoordeling te worden betrokken. In de zaak Reklos waren dat met name de omstandigheid dat zonder voorafgaande toestemming en met achterhouding van de negatieven, foto's van een baby waren genomen in een besloten ruimte welke alleen voor medisch personeel toegankelijk was. Dit geheel van feiten en omstandigheden leidde tot het oordeel dat het recht op privacy was geschonden. Bovendien biedt de zaak Reklos geen aanknopingspunten voor het antwoord op de vraag hoe te handelen in het geval sprake is van een botsing tussen artikel 8 en artikel 10 EVRM. Het Hof oordeelt met betrekking tot beeltenissen weliswaar in algemene zin dat "the right to control the use of that image (. . .) in most cases (curs. rb.) (. . .) involves the possibility for an individual to refuse publication of his or her image" maar het Hof komt tot dit oordeel in een casus waarin artikel 10 EVRM niet speelt. Artikel 8 EVRM vormt in de zaak Reklos het toetsingskader. Een nadere belangenafweging was niet aan de orde. De zaak Reklos laat daarom, evenals de zaak Caroline van Hannover, naar het oordeel van de rechtbank onverlet dat ook indien "the right to the protection of one's image" in het concrete geval leidt tot het oordeel dat sprake is van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, een nadere belangenafweging moet plaatsvinden, alvorens tot het oordeel te kunnen komen dat de geportretteerde zich tegen publicatie kan verzetten.

(…)

4.1 1. Het beroep op het Discodanser-arrest gaat niet op. Aan die uitspraak ligt immers de gedachte ten grondslag dat bij de opname van een portret in een reclame voor een product of dienst de geportretteerde door het publiek geassocieerd zal worden met het product of de dienst. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. Niet in geschil is dat het boek een beeldbiografie is over "de Amsterdamse gloriejaren" van Cruijff. Bij de opname van portretten van Cruijff in een beeldbiografie over Cruijff, zal het publiek op grond van die portretten niet menen dat Cruijff heeft meegewerkt aan de totstandkoming van het boek. Alle foto's zijn in het kader van de vrije nieuwsgaring gemaakt tijdens de periode dat Cruijff nog actief was als voetballer en betreffen publiekelijke optredens van Cruijff als voetballer. Hij heef niet speciaal voor de foto's geposeerd. Het publiek zal Cruijff niet met het boek associëren op de wijze als bedoeld in het Discodanser-arrest, maar zal menen dat het boek over Cruijff gaat. Partijen zijn het eens dat de portretten niet in een onwenselijk associërende of diskwalificerende context worden geplaatst. Cruijff heeft (in afwijking daarvan) ter zitting nog wel gesteld dat op de achterzijde een foto van hem met een sigaret en een mogelijk alcoholisch drankje is opgenomen en dat hij daarmee niet (langer) in verband wil worden gebracht, maar dit legt onvoldoende gewicht in de schaal. Mede gelet op het voorgaande, alsmede gelet op het feit dat Cruijff een publiek figuur is, behoeft in het onderhavige geval, vanuit het oogpunt van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, niet in een ruime bescherming (als in het Discodanser-arrest) te worden voorzien. Van een redelijk belang is naar het oordeel van de rechtbank in zoverre geen sprake.

(…)

4.15. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, is het redelijk belang van Cruijff zijn verzilverbare populariteit. Zoals overwogen onder 4.2. is ook indien sprake is van een redelijk belang een nadere belangenafweging nodig om te kunnen oordelen of de publicatie achteraf bezien onrechtmatig is. Hierbij is van belang dat Tirion zich kan beroepen op artikel 10 EVRM. Het redelijk belang van Cruijff brengt immcrs een beperking met zich van het recht van Tirion om vrijelijk inlichtingen te verstrekken. Cruijff is een publiek figuur die (mede gelet op zijn sportprestaties uit het verleden) voortdurend in de belangstelling staat. Ben beeldbiografie is een adequaat middel om het publiek over een specifiek deel van de sportieve periode van Cruijff voor te lichten en het jongere publiek een tijdsbeeld te schetsen. Gelet op het tweede lid van artikel 10 EVRM is een beperking van artikel 10 EVRM slechts toegestaan als de beperking is voorzien bij wet, sprake is van één van de in artikel 10 lid 2 EVRM genoemde belangen en de beperking nodig is ter bescherming van dat belang in een democratische samenleving. Omdat de beperking bij wet is voorzien (artikel 21 Aw) en het erkende commerciële belang van Cruijff is te brengen onder 'de rechten van anderen'. gaat het erom of de beperking nodig is ter bescherming van dat belang in een democratische samenleving.

4.16. Bij de beoordeling van deze noodzakelijkheidstoets stelt de rechtbank voorop dat het boek een beeldbiografie behelst. Met de beelden (en summiere begeleidende teksten) wordt getracht informatie te verstrekken over de periode dat Cruijff bij Ajax heeft gespeeld. Het feit dat het boek geen link legt met de actualiteit, gelijk Cruijff stelt, maakt niet dat het boek niet ander de reikwijdte van artikel 10 EVRM valt te scharen. De beeldbiografie levert wellicht geen bijdrage aan een publiek debat en speelt niet in op de actualiteit, maar voorziet wel in de bij het publiek bestaande behoefte aan voorlichting over een publiek persoon die, gelet op zijn (vroegere) optredens, nog volop in de actualiteit staat. Ook de enkele omstandigheid dat met de verkoop van het boek (de portretten) een omzet wordt gehaald, staat daaraan niet in de weg. Tegenover genoemd belang staat het commerciële belang van Cruijff dat is gelegen in het ontvangen van een redelijke vergoeding. Cruijff stelt dat hij voor het verlenen van toestemming aan Tirion een vergoeding van € 100.000,00 had kunnen bedingen. Hij heeft dit bedrag - ook na betwisting - in het geheel niet onderbouwd. Gelet hierop, alsmede gelet op het feit dat de foto's in het kader van de vrije nieuwsgaring zijn gemaakt op momenten dat Cruijff als voetballer in de openbaarheid trad en Tirion Cruijff voorafgaand aan de publicatie een vergoeding heeft aangeboden, komt de rechtbank tot het oordeel dat de verzilverbare populariteit van Cruijff in het onderhavige geval het recht op vrijheid van meningsuiting niet opzij kan zetten. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat Cruijff in het geheel niet op het aanbod van Tirion heeft gereageerd en ook nadien niet heeft onderbouwd dat en waarom dit aanbod niet redelijk was, hetgeen gelet op de omzetcijfers met betrekking tot het boek en de hoogte van het aanbod wel op de weg van Cruijff c.s. had gelegen, terwijl Cruijff zelf stelt dat als een redelijke vergoeding wordt aangeboden, niet langer met succes een beroep kan worden gedaan op het commercieel belang (randnummer 5.3 pleitnotitie Cruijff c.s.).

4.17. De conclusie van het voorgaande is dat de vorderingen van Cruijff, voor zover gebaseerd op zijn portretrecht, moeten worden afgewezen.

(…)

4.22. Er is sprake van een geldige reden wanneer voor de gebruiker van het teken een zodanige noodzaak bestaat om juist dat teken te gebruiken, dat van hem in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij zich van dat gebruik onthoudt. Dat is hier het geval. Van Tirion kan immers niet verwacht worden dat zij zich bij een boek over Cruijff onthoudt van het gebruik van zijn naam. Zij moet het onderwerp van het boek kunnen benoemen.

Lees het vonnis hier.