3 jun 2025
Uitspraak ingezonden door Paul Trapman, Ploum.
Beslag op babymelkpoeder onterecht opgeheven, NewBreath wordt veroordeeld in alle proceskosten
Hof Arnhem-Leeuwarden 3 juni 2025, IEF 22734 (Liptis c.s. tegen NewBreath en Dutch Nutrition). Liptis c.s. produceren en verhandelen babyvoeding en hebben in Libië blikken babymelkpoeder aangetroffen waarvan de verpakking nagenoeg identiek is aan die van haar. Deze zijn geproduceerd door DN Operations in Nederland voor NewBreath, een concurrent van Liptis. Liptis c.s. hebben ten laste van DN Operations beslag tot afgifte en bewijsbeslag gelegd. NewBreath heeft in kort geding de opheffing van het beslag tot afgifte gevorderd. De voorzieningenrechter heeft dit toegewezen [zie IEF 22474] en achtte het beslag onnodig. Liptis heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. De zeven grieven van Liptis richten zich op de vernietiging van het vonnis van de voorzieningenrechter en de veroordeling van NewBreath in de volledige proceskosten. NewBreath maakt bezwaar tegen de afwijzing van de door haar gevorderde volledige proceskosten in eerste aanleg. De eiswijziging van NewBreath die ziet op de verwerking van de inhoud van de beslagen blikken tot diervoeding is niet toelaatbaar. Het hof komt in hoger beroep tot een ander oordeel dan de voorzieningenrechter.
NewBreath heeft geen belang meer bij opheffing van het beslag. De houdbaarheidsdatum van de blikken babyvoeding is immers inmiddels verstreken. In zoverre slaagt het hoger beroep van Liptis c.s. en wordt NewBreath daarom veroordeeld in de proceskosten van dit hoger beroep. Omdat beide partijen bezwaar hebben gemaakt tegen de compensatie van de proceskosten door de voorzieningenrechter, komt het hof alsnog toe aan de vraag of de voorzieningenrechter terecht oordeelde dat het beslag tot afgifte gelet op de mogelijkheid tot heretikettering niet proportioneel en daarmee onnodig was. In dit kader is het hof het eens dat de beperkte houdbaarheid een uitzonderlijk geval in de zin van artikel 46 TRIPs kan zijn. Liptis c.s. betwisten dat er in 2024 een tekort aan babymelkpoeder was. Het hof is, anders dan de voorzieningenrechter, van mening dat NewBreath dit onvoldoende heeft aangetoond. Ook heeft NewBreath het niet aannemelijk gemaakt dat heretikettering de enige mogelijkheid was om verspilling tegen te gaan. Alles afwegende oordeelt het hof dat de voorzieningenrechter het beslag niet had mogen opheffen en veroordeelt daarom NewBreath als verliezende partij ook in de proceskosten van eerste aanleg.
4. 14 Liptis c.s. betwisten dat er in september 2024 als gevolg van de covid-I9 pandemie in Libië een tekort was aan babymelkpoeder, zoals de voorzieningenrechter heeft aangenomen. Ter onderbouwing van hun betwisting hebben zij foto's overgelegd van volle schappen blikken babymelkpoeder. NewBreath betwist dat de foto's betrekking hebben op de situatie in Libië in september 2024. Voor de onderbouwing dat er een tekort was, verwijst NewBreath op haar beurt naar een krantenartikel uit de The North Africa Post van 9 april 2024.
4.15 Het hof stelt voorop dat gelet op de betwisting van Lipt is c.s. het aan NewBreath is om aan te tonen dat als gevolg van de covid-19 pandemie er in september 2024 in Libië een tekort was aan babymelkpoeder. Zij vordert namelijk op die grond de opheffing van het beslag. Naar het voorlopig oordeel van het hof heeft NewBreath dat niet voldoende aangetoond. Het door haar overlegde krantenartikel van The North Africa post ziet op Algerije en niet op Libië en enige verdere onderbouwing ontbreekt.