Gepubliceerd op woensdag 19 juni 2024
IEF 22100
HvJ EU ||
6 jun 2024
HvJ EU 6 jun 2024, IEF 22100; ECLI:EU:C:2024:463 (Reprobel tegen Copaco), https://ie-forum.nl/artikelen/conclusie-a-g-copaco

Conclusie A-G: Copaco

Conclusie A-G HvJ EU 6 juni 2024, IEF 22100; IEFbe 3748; C‑230/33 ECLI:EU:C:2024:463 (Copaco) Copaco distribueert IT-apparatuur aan ondernemingen en consumenten, waarnder kopieerapparatuur, zoals kopieermachines en scanners. Daarover was zij reprografievergoeding verschuldigd. Copaco heeft geweigerd om de facturen te voldoen die Reprobel aan haar heeft uitgereikt op grond van haar aangiften voor het tijdvak van november 2015 tot en met december 2016 omdat uit het arrest Hewlett-Packard Belgium bleek dat het Belgische stelsel tot invoering van de reprografievergoeding in het betreffende tijdvak onverenigbaar was met het Unierecht [IEF 15411]. Copaco betoogt dat art. 5 lid 2 onder a en b, van richtlijn 2001/29 rechtstreekse werking heeft en dat Reprobel een emanatie van de staat is waartegen deze werking kan worden ingeroepen. Reprobel betwist beide beweringen.

A-G Szpunar meent ten eerste dat art. 5 lid 2 onder a en b richtlijn 2001/29 rechtstreekse werking heeft zodat Copaco zich hierop kan beroepen bij een nationale rechter. De A-G stelt verder voor het Hof te oordelen dat particulieren zich rechtstreeks op het Unierecht beroepen en kunnen verzoeken dat daarmee strijdige nationale bepalingen niet worden toegepast ten aanzien van een entiteit die is belast met het innen van een vergoeding ter financiering van de billijke compensatie als bedoeld in art. 5 lid 2 onder a en b richtlijn 2001/29 en met het uitkeren van die compensatie aan de rechthebbenden, en die over bijzondere bevoegdheden beschikt om haar taken te vervullen.

33. In het licht van het voorgaande stel ik voor om de vierde en de vijfde prejudiciële vraag aldus te beantwoorden dat artikel 5, lid 2, onder a) en b), van richtlijn 2001/29 rechtstreekse werking heeft, zodat een particulier zich er bij een nationale rechter op kan beroepen om zich te onttrekken aan de betaling van een vergoeding uit hoofde van de billijke compensatie wanneer die vergoeding wordt geïnd krachtens een nationale regeling die onverenigbaar is met de genoemde bepalingen van richtlijn 2001/29, daaronder begrepen de rechtspraak van het Hof waarin die bepalingen zijn uitgelegd.

44. Mede daarom kan niet worden ingestemd met het standpunt van de Franse regering dat Reprobel geen taak van algemeen belang vervult, maar optreedt in het particuliere belang van de houders van auteursrechten en naburige rechten. De beperkingen van het reproductierecht als bedoeld in de genoemde bepalingen van richtlijn 2001/29 zijn immers ingevoerd in het algemene belang aangezien zij tot doel hebben om ten behoeve van natuurlijke personen een algemeen recht in te stellen, namelijk het recht om werken en ander beschermd materiaal voor eigen gebruik te kopiëren zonder dat daarvoor de toestemming van de rechthebbenden vereist is. De billijke compensatie die wordt toegekend aan deze rechthebbenden is dan weer het logische uitvloeisel van dat recht en is bedoeld om een passend evenwicht tussen de in geding zijnde belangen te bewaren, wat zeker in het algemeen belang is.

55. In dit verband kan wederom niet worden ingestemd met de argumenten van de Franse regering, als zou de bevoegdheid van Reprobel om inlichtingen bij de overheidsinstanties in te winnen geen verband houden met haar betrekkingen met de entiteiten die tot voldoening van de litigieuze vergoeding gehouden zijn, zoals het arrest Foster vereist. In de eerste plaats eist het Hof noch in dat arrest noch in zijn latere rechtspraak dat de bijzondere bevoegdheden van entiteiten die taken van algemeen belang vervullen in strikte zin en bij uitsluiting zien op de rechtstreekse betrekkingen die zij onderhouden met particulieren. Die bevoegdheden moeten aan die entiteit zijn verleend  met het oog op de uitvoering van een taak die haar in het algemeen belang is toevertrouwd. (33) In de tweede plaats kan niet ernstig worden aangevoerd, zoals de Franse regering doet, dat het recht van Reprobel om bij de douane- en belastingautoriteiten inlichtingen in te winnen verband houdt met de betrekkingen die Reprobel onderhoudt met deze autoriteiten, en niet met de entiteiten die de litigieuze vergoeding verschuldigd zijn. De inlichtingen die Reprobel kan inwinnen hebben geen betrekking op haar fiscale situatie of haar situatie op douanegebied maar op de activiteiten van de tot voldoening van de vergoeding gehouden entiteiten. Ze zijn bedoeld om het door die entiteiten verschuldigde bedrag van de litigieuze vergoeding vast te stellen. Dat houdt derhalve duidelijk verband met de betrekkingen die Reprobel met deze entiteiten onderhoudt.