30 okt 2024
Dakvoetprofiel van EBS heeft geen modelrechtelijke bescherming
Rb. Gelderland 30 oktober 2024, IEF 22402; ECLI:NL:RBGEL:2024:7548 (EBS tegen Gedaagden) EBS is een onderneming die zich bezighoudt met de ontwikkeling en productie van bouwmaterialen. Zij biedt onder andere een combi-dakvoetprofiel aan. Dit heeft zij ingeschreven als model bij het BBIE. De gedaagden bestaan uit meerdere ondernemingen in de bouw- en industriesector, die onder andere vergelijkbare dakvoetprofielen produceren en leveren. EBS heeft een sommatiebrief aan de gedaagden gestuurd met de mededeling dat zij door de productie en verkoop van de dakvoetprofielen inbreuk maken op de Benelux-modelinschrijving, het niet-geregistreerde gemeenschapsmodel en het auteursrecht van EBS op haar dakvoetprofiel. De gedaagden hebben EBS geïnformeerd dat er volgens hen geen sprake is van een geldig modelrecht of auteursrecht. EBS vordert in kort geding staking van het produceren en verhandelen van de dakvoetprofielen, omdat dit volgens haar een inbreuk vormt op haar modelrechten, auteursrechten en er sprake is van slaafse nabootsing.
EBS heeft alle partijen gedagvaard, omdat haar niet duidelijk was welke partij de dakvoetprofielen verhandelde. De gedaagden hebben verklaard dat alleen een van de gedaagden, Beplast Barneveld, activiteiten heeft verricht met betrekking tot de dakvoetprofielen. Dit is niet weersproken door EBS, waardoor de vorderingen tegen alle gedaagden, behalve Beplast Barneveld, worden afgewezen.
De dakvoetprofielen van EBS en Beplast Barneveld ogen vrijwel identiek. Dit staat ook niet ter discussie. Beplast Barneveld stelt dat de unieke kenmerken die EBS noemt om het eigen karakter van haar dakvoetprofiel aan te tonen, algemeen bekend waren op het moment dat EBS het model voor het dakvoetprofiel had ingeschreven. Dit heeft zij onderbouwd door te verwijzen naar een eerder dakvoetprofiel. De rechtbank oordeelt dat de algemene indruk van het dakvoetprofiel van EBS onvoldoende afwijkt van dat van het eerdere dakvoetprofiel om te voldoen aan de beschermingsvoorwaarden voor een Benelux-model. Hierdoor concludeert de voorzieningenrechter voorlopig dat het dakvoetprofiel van EBS niet voldoet aan de beschermingsvoorwaarden van artikel 3.1 BVIE, omdat het onvoldoende onderscheidend is ten opzichte van het vormgevingserfgoed. Daarom komt de voorzieningenrechter niet toe aan de inbreukvraag, en geniet het dakvoetprofiel van EBS geen modelrechtelijke bescherming.
EBS stelt zich daarnaast nog op het standpunt dat haar dakvoetprofiel auteursrechtelijk beschermd is. Ook dit wordt afgewezen, aangezien er geen sprake is van een oorspronkelijk werk. Daarnaast oordeelt de rechter dat een beroep op slaafse nabootsing alleen mogelijk is wanneer het product een eigen positie op de markt heeft, wat het dakvoetprofiel van EBS volgens de rechtbank niet heeft. EBS heeft bovendien niet voldoende aangetoond dat deze eigen positie al bestond op het moment dat Beplast Barneveld op de markt kwam. Om deze redenen worden alle vorderingen van EBS afgewezen.
4.10. Met betrekking tot hetgeen EBS ter zitting heeft gesteld over de achterliggende gedachte van het ontwerp van haar dakvoetprofiel geldt het volgende. Voor de beantwoording van de vraag of een model voor modelrechtelijke bescherming in aanmerking komt, moet worden uitgegaan van het model zoals het is gedeponeerd bij het BBIE. Dat betekent dat de door EBS ter zitting gegeven toelichting over de achtergrond van haar keuze voor een ‘honing(g)raatconstructie’ – namelijk het creëren van een ‘marketingtool’ omdat de focus van haar onderneming op ‘bio-based’ producten ligt die niet schadelijk zijn voor de natuur en duurzaam en om te benadrukken dat zij bijenwas als UV-werend materiaal gebruikt – niet kan bijdragen aan de gestelde nieuwheid en het eigen karakter van haar dakvoetprofiel. Het gaat immers om de vormgeving van het uiterlijk van het model in kwestie. Het visuele uiterlijk van een voortbrengsel staat centraal en wordt blijkens het bepaalde in artikel 3.1. lid 2 en 3 BVIE afgeleid uit de kenmerken van met name de lijnen, de omtrek, de kleuren, de vorm, de textuur of de materialen van het voortbrengsel of de versiering ervan. De achterliggende gedachte achter de vormgeving van een model doet niet ter zake. Ook het gebruik van bijenwas als UV-wering kan niet bijdragen aan de modelrechtelijke bescherming van het dakvoetprofiel van EBS , nu dit niet als zodanig visueel waarneembaar is.
4.11. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het dakvoetprofiel van EBS naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet voldoet aan de beschermings-voorwaarden van artikel 3.1 BVIE, omdat het onvoldoende afstand neemt van het vormgevingserfgoed. Dat betekent dat het dakvoetprofiel van EBS voorshands geoordeeld geen modelrechtelijke bescherming geniet en EBS geen rechten kan ontlenen aan haar modelregistratie voor haar dakvoetprofiel. Een vergelijking van het dakvoetprofiel van EBS met het overige vormgevingserfgoed, zoals ter zitting getoond, behoeft gelet op het voorgaande dan geen bespreking meer. Ook kan in het midden blijven of het dakvoetprofiel van EBS als ‘samengesteld voortbrengsel’ moet worden aangemerkt en in het verlengde daarvan of het voldoet aan het zichtbaarheidsvereiste van artikel 3.4 BVIE. Verder wordt niet toegekomen aan de vraag of [gedaagde partij 1] met haar dakvoetprofiel inbreuk maakt op het modelrecht op het dakvoetprofiel van EBS in de zin van artikel 3.16 BVIE. Dit geldt ook voor door partijen in dat verband gevoerde discussie ter zake van het door [gedaagde partij 1] gestelde oudere recht (van voorgebruik ex artikel 3.20 BVIE) op het ontwerp van het dakvoetprofiel van EBS .