Een merk uit de failliete boedel
Een redactionele bijdrage van Maarten Lous, Merk-Echt.
 In tijden van crisis zijn faillissementen aan de orde van de dag. Hoewel dit sommigen somber stemt zijn er ook ondernemers die hier juist kansen zien. Een van de vele voorbeelden hiervan is het kopen van intellectuele eigendomsrechten uit een failliete boedel. Het kopen van een merknaam of logo uit een failliete boedel kan een relatief goedkope manier zijn om een stuk reputatie en goodwill van een product of dienst over te nemen.
Zo’n aankoop biedt dus kansen, maar voor potentiële kopers zijn er ook risico’s. Zonder goede juridische analyse van de merkenportefeuille kun je als koper bedrogen uitkomen, mede omdat er bij koop vanuit een failliete boedel vaak geen garanties worden verschaft op het gekochte recht. Goede kennis van intellectueel eigendomsrecht in relatie tot faillissementen is van groot belang bij het dergelijke aankopen. Dit artikel neemt enkele veelvoorkomende risico’s en valkuilen onder de loep.
Pandrechten en licenties
 Op een merk uit de boedel kan een  pandrecht rusten. De pandhouder, bijvoorbeeld een bank, kan het merk dan  als separatist executoriaal verkopen en hoeft niet aan te  sluiten bij de concurrente schuldeisers. Een pandrecht is soms zichtbaar  in de merkenregisters, wat in beginsel een vereiste is voor  derdenwerking (art 2.33 BVIE en art. 23 GMV). Het kan echter voorkomen dat de registers niet worden  geraadpleegd bij een verkoop aan een derde, of dat er sprake is van een  stille verpanding die niet zichtbaar is in de merkenregisters. In dat  laatste geval is er een grijs gebied met betrekking tot de vraag in  hoeverre het pandrecht dan ingeroepen kan worden tegen een derde die het  merk te goeder trouw heeft gekocht uit de boedel (www.dirkzwagerieit.nl).  Zelfs met gedegen  onderzoek is het namelijk niet altijd gemakkelijk het bestaan van een  pandrecht tijdig te achterhalen. Ook het bestaan van licenties, op grond  waarvan een derde partij het merk mag gebruiken, is niet altijd op  voorhand duidelijk. Hierbij is eveneens vaak onzeker in hoeverre deze  stand houden in een faillissement.
Pauliana
 Het is  niet ongebruikelijk dat merkrechten op een moedermaatschappij worden  gezet om zo te voorkomen dat deze in de boedel van de failliete  werkmaatschappij vallen. Dit kan ruim van tevoren geregeld zijn, maar  kan ook op het laatste moment plaatsvinden wanneer het faillissement al  onafwendbaar is geworden. Een merk dat in de ogen van een potentiële  koper in de boedel lijkt te vallen kan in werkelijkheid zijn  overgedragen. In bepaalde gevallen is een dergelijke overdracht aan te  merken als een paulianeuze handeling, die in beginsel kan worden  vernietigd (art. 42 e.v. Fw).  Echter, wanneer een overdracht eenmaal heeft plaatsgevonden  kan het vaak een lastige opgave zijn deze handeling terug te draaien.  Zowel de feitelijke overdracht als de aantekening hiervan in de  registers zal ongedaan moeten worden gemaakt. Voordat vaststaat dat er  paulianeus is gehandeld, is langdurig procederen vaak noodzakelijk, met  lange onzekerheid tot gevolg. Een recent voorbeeld waarbij de discussie  over pauliana weer is opgelaaid, is het faillissement van sportmerk  Rucanor. Hierbij trof de curator de boedel zonder merkrechten aan, wat  een problematische situatie opleverde voor de potentiële kopers.  De  vraag of er hierbij paulianeus is gehandeld, blijft vooralsnog  onbeantwoord.
Nietigheid, verval, auteursrechten en kwader trouw
 Ook  wanneer naar de eerdergenoemde aspecten van een merk uit een failliete  boedel is gekeken, zijn er nog diverse situaties denkbaar waarbij een  gekocht merk een kat in de zak blijkt. Een merk kan bijvoorbeeld aan  nietigheid of aan verval onderhevig zijn, te kwader trouw blijken te  zijn geregistreerd of bestaan uit een afbeelding waarop auteursrechten  van een derde rusten. Documentatie waar dit uit blijkt komt niet altijd  (tijdig) boven water, mede omdat het vaak wenselijk is een faillissement  snel af te wikkelen. De tendens is om bij een failliete boedel eerst te  kijken waar nog verkoopmogelijkheden zijn, en pas daarna te kijken  welke rechten hierbij spelen. Een goede analyse van het intellectueel  eigendom door de curator schiet er dan vaak bij in (Zie in dit kader bijvoorbeeld "Een IE-QuickScan voor curatoren").
Lopende aanvragen en vernieuwingen
 Additionele  risico’s bestaan wanneer er sprake is van een nog lopende merkaanvraag  of een merk waarbij een verzoek tot vernieuwing is ingediend. Hierbij is  er door derden niet altijd gemakkelijk duidelijkheid te verkrijgen of  de hierbij aan de overheid af te dragen taksen (tijdig) zijn betaald. De  koper kan hierdoor dus tegen onverwachte kosten aanlopen. In een  uitzonderlijk geval kan het merk ten tijde van de koop zelfs vervallen  omdat de taksen niet zijn afgedragen. Tevens is het nog altijd onderwerp  van discussie of een lopende aanvraag überhaupt (als intellectueel  eigendomsrecht) in de boedel valt.
Conclusie
 Het kopen  uit een failliete boedel brengt in het algemeen risico’s met zich mee.  Bij het kopen van merkrechten is dit niet anders. Wel zijn er hierbij  specifieke risico’s die aandacht behoeven. Het is verstandig om deze  risico’s goed op het netvlies te hebben. Een goede juridische analyse en  kritische blik kunnen veel problemen voorkomen. Voor professionals op  het gebied van intellectueel eigendom ligt hier een kans om bij de  curator en potentiële kopers van toegevoegde waarde te zijn in de  afwikkeling van een faillissement.