Gepubliceerd op maandag 6 februari 2023
IEF 21214
Hof Den Haag ||
31 jan 2023
Hof Den Haag 31 jan 2023, IEF 21214; ECLI:NL:RBDHA:2021:973 (Tashian c.s. tegen JFS c.s.), https://ie-forum.nl/artikelen/enkel-de-springtafel-geniet-auteursrechtelijke-bescherming

Uitspraak ingezonden door Noa Naaman en Niels Mulder, DLA Piper

Enkel de springtafel geniet auteursrechtelijke bescherming

Gerechtshof Den Haag 31 januari 2023, IEF 21214; 200.309/01 (Tashian c.s. tegen JFS c.s.) In deze zaak hebben JFS c.s. diverse vorderingen ingesteld jegens Taishan c.s. op grond van inbreuk op auteursrecht, modellenrecht en slaafse nabootsing met betrekking tot door Taishan c.s. geproduceerde en verhandelde turntoestellen. In de hoofdzaak heeft de rechtbank de vorderingen ten aanzien van alle turntoestellen (grotendeels) toegewezen. Het hof beslist dat JF Sports de oorspronkelijke maker en rechthebbende van de springtafel is. Het hof oordeelt verder dat de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van de auteursrechten en de beschuldiging van slaafse nabootsing door JF Sports, maar niet bevoegd is om grensoverschrijdende maatregelen te nemen. Als de turntoestellen van Taishan ongeoorloofde kopieën zijn, zou het aanbieden hiervan op Nederlandse websites een inbreuk op JF Sports distributierecht vormen. Het hof oordeelt verder dat de vormgeving van de turntoestellen van Taishan, op de drievoudig gelaagde stijlen na, niet als intellectuele schepping kan worden beschouwd. Het hof is verder van oordeel dat de springtafel van JFS een intellectuele schepping is en het auteursrecht op het ontwerp bestaat. Verder oordeelt het hof dat JFS zich alleen voor de springtafel op auteursrechtelijke bescherming kan beroepen en de vorderingen voor de overige turntoestellen niet toewijsbaar zijn. Ten slotte is het nabootsen van een product dat niet langer beschermd wordt door intellectuele eigendom in beginsel toegestaan, tenzij dit tot verwarring bij het publiek leidt.

6.14 Of JF Sports (fictief) (werkgever) maker van de springtafel is, moet worden beoordeeld aan de hand van het recht van het land waar de bescherming wordt ingeroepen (lex loci protectionis), in dit geval Nederlands recht. Nederlands recht is ook van toepassing op de vraag of JFS c.s. in de overeenkomst met diens (eventuele) Nederlandse auteursrecht heeft laten overdragen. Voor zover de grief betoogt dat het recht van het land van oorsprong (lex origins) moet worden toegepast, en bij toepassing daarvan JF Sports geen rechthebbende is omdat de JFS-turntoestellen door of met bijdragen van derden uit het buitenland zijn ontworpen en/of voor het eerst in het buitenland openbaar zijn gemaakt, faalt de grief derhalve.

6.15 Veronderstellenderwijs aangenomen dat een auteursrechtelijk relevant bijdrage aan de vormgeving van de springtafel heeft geleverd, hebben JFS c.s. voldoende onderbouwd - en hebben Taishan c.s. onvoldoende gemotiveerd betwist - dat zij zich inde als prod. 86 overgelegde overeenkomst de (auteurs)rechten hebben laten overdragen. Volgens art. 4 van deze schriftelijk gesloten en door beide partijen ondertekende overeenkomst behoren alle rechten. in welke vorm ook, met betrekking tot de in samenwerking met de heer … ontwikkelde producten exclusief bij J&F. Feiten of omstandigheden die meebrengen dat an die schriftelijke contractuele bepaling een beperktere strekking toekomt zijn gesteld noch gebleken. Voor zover Taishan c.s in dit verband nog hebben aangevoerd dat J&F op grond van de overeenkomst slechts "exploitatierechten' zouden hebben verkregen, suit dat, ook als daarvan wordt uitgegaan, niet uit dat daarbij tevens de bevoegdheid tot handhaving van die exploitatierechten is verleend, hetgeen ok strookt met de (kennelijke) aard en strekking van deze op (commercièle) exploitatie van de te ontwikkelen turntoestellen gerichte overeenkomst.

6.27 Ten aanzien van de beschermingsomvang van auteursrecht op gebruiksvoorwerpen (zoals in het onderhavige geval) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat beoordeeld dient te worden in welke mate de totaalindrukken van het beweerdelijk inbreuk makende werk en het beweerdelijk nagebootste werk overeenstemmen. De auteursrechtelijk beschermde trekken of elementen van laatstbedoeld werk zijn daarbij bepalend. Onbeschermde elementen kunnen (slechts) in aanmerking worden genomen voor zover de combinatie daarvan in het beweerdelijk nagebootste werk an de werktoets beantwoordt (o.. HR 12 april 2013, ECLINL:HR:2013:BY1533 (Hauck/Stokke).

6.30 Naar het oordeel van het hof kan met betrekking tot de herenbrug niet worden geoordeeld dat de maker door de keuze van de verschijningsvorm ervan zijn creative vermogen op originele wijze tot uitdrukking heft gebracht door vrije en creative keuzen te maken en dat de verschijningsvorm van de herenbrug zijn persoonlijkheid weerspiegelt. De keuze voor taps aflopende kopse kanten van de poten van het onderstel acht het hof trivial, nog daargelaten dat die keuze om de door Taishan c.s. geschetste redenen (het plaatsen van de matten over en rondom het toestel) functioneel is bepaald. Voor over JSF c.s. zich in hoger beroep nog hebben willen beroepen op de open loze ruimte in het onderstel, hebben Taishan c.. voldoende onderbouwd dat die open vormgeving van het onderstel reeds lang deel uitmaakte van het vormgevingserfgoed, terwijl daarbij bovendien gezien de functionele voordelen daarvan (waaronder gewichts- en materiaalbesparing) van vrije creative keuzes geen sprake is. De driehoekige afgeronde vorm van de bevestigingsplaat van de stijlen is afgestemd op de (breedte van de) plaats waarop de stijl op het onderstel is bevestigd en is als vormgevingskeuze overigens trivial. Voor zover JFS c.s. zich in hoger beroep nog steeds op de grijze kleur van het onderstel beroepen, hebben Taishan c.s. voldoende onderbouwd dat het hierbij om en voor metalen onderstellen van turntoestellen (waaronder herenbruggen) niet ongebruikelijke kleurkeuze gaat. Ook deze triviale keuze is onvoldoende creatief om de herenbrug als intellectuele schepping aan te kunnen merken. Hetzelfde geldt voor de kleurstelling van de kleminrichting (zwart met zilveren hendel). De vormgeving van die kleminrichting is verder (overwegend) functioneel van aard en (in auteursrechtelijk opzicht) triviaal. Voor zover aan de vormgeving van de drievoudig gelaagde, steeds smaller wordende stijlen al enige creativiteit in auteursrechtelijke zin kan worden toegeschreven, wijkt de herenbrug van Taishan c.s. in dat opzicht opvallend af, doordat de stijlen daarvan niet uit drie, maar uit twee naar boven taps aflopende delen bestaat. Een op dit kenmerk gebaseerde vergelijking levert dan ok geen overeenstemmende totaalindrukken op, nog los van de overige verschillen tussen beide herenbruggen waaronder met name de kleur van het onderstel en van het verbindingselement tussen stander en ligger. De grieven 6 en 7 in principaal hoger beroep slagen.

6.47 Naar het oordeel van het hof wekt het springtafel van Taishan c.s. bij de geïnformeerde gebruiker dezelfde algemene indruk al het gedeponeerde model. Beide vertonen dezelfde opvallende vorm van de onderkap en de over de gehele hoogte (vrijwel) even brede ovale en robuuste vorm van de basiskolom. De aangevoerde verschillen (met name de iets andere voet van het onderstel, het aantal gelaagde delen in de basiskolom, iets slankere overgang tussen kussen en basiskolom, (geringe) kleurverschillen en witte markering op het kussen) zijn daartegenover ondergeschikt en doen niet af aan dezelfde algemene indruk. Anders dan Taishan c.s. onder de grief betogen is de specifieke brede vorm van de basiskolom en de vorm van de onderkap in het model niet voorgeschreven in de Apparatus Norms, waarin bovendien alleen en maximale diameter van de basiskolom is opgenomen. Het model wijkt op die onderdelen ook af van de bij de voorschriften getoonde afbeelding. In het midden kan daarom blijven of de geïnformeerde gebruiker van de inhoud van die normen op de hoogte is. Taishan c.s. hebben onder de grief niet (voldoende) betwist dat zij met de in 6.8 bedoelde handelingen tevens inbreuk op het modellenrecht van JFS B.V.hebben gemaakt. Het hof verwijst voorts naar hetgeen onder 6.64 over de in Nederland plaatsgevonden levering op grond van de testaankoop is overwogen. Voor zover zij zich in dit verband op de beweerde toestemming van JFS c.s. hebben beroepen, is dat standpunt hiervoor onder 6.20 reeds verworpen. De grief faalt derhalve.

6.49 Het hof stelt voorop dat nabootsing van een stoffelijk product dat niet (langer) wordt beschermd door en absoluut recht van intellectuele eigendom in beginsel vrijstaat, zij het dat dit beginsel uitzondering lijdt wanner door die nabootsing verwarring bij het publiek valt te duchten en de nabootsende concurrent tekortschiet in zijn verplichting om bij dat nabootsen alles te den wat redelijkerwijs, zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid of bruikbaarheid van zijn product, mogelijk en nodig is om te voorkomen dat door gelijkheid van beide producten gevaar voor verwarring ontstaat. Nabootsing op en wijze die nodeloos verwarring veroorzaakt, is en vorm van oneerlijke mededinging, waartegen met en vordering uit onrechtmatige daad kan worden opgekomen. Van verwarring ten aanzien van en nagebootst product kan eerst sprake zijn indien dat product en 'eigen gezicht' heeft op de relevante markt, dat wil zeggen: zich in uiterlijke verschijningsvorm onderscheidt van andere, gelijksoortige producten op die markt (het *Umfeld*). De mate waarin dat product zich dient te onderscheiden van die gelijksoortige producten om bij het verschijnen van nabootsingen ervan en gevaar voor verwarring te kunnen doen ontstaan, hangt onder meer af van de aard en de hoeveelheid gelijksoortige producten die zich op dat moment op de desbetreffende markt bevinden. Bij de beoordeling of de consument een nabootsing zal kunnen verwarren met het nagebootste product gaat het om de invloed van de gelijkenis op diens aankoopbeslissing. Daarbij is bepalend de totaalindruk van elk product en de beschouwing daarvan door en weinig oplettend kopend publiek dat de beide producten meestal niet naast elkaar zit. De rechter die heeft te beoordelen of in een concreet geval, gelet op de totaalindrukken van vergelijkbare producten, sprake is van en (gevaar voor) nodeloze verwarring bij het desbetreffende publiek, dient daarbij alle relevant omstandigheden van dat geval te betrekken. Daarbij behoeft hij niet als regel ervan uit te gaan dat voor de verwarringsvraag an punten van overeenstemming meer gewicht toekomt dan an punten van verschil. Eveneens afhankelijk van de omstandigheden van het geval is of en in hoeverre het publiek zich in het kader van een aankoopbeslissing zal laten leiden door de wijze waarop de producten na aankoop ('post sale') zijn of worden waargenomen, of (ook) zal letten op onderdelen die bij gebruik niet zichtbaar zijn, en op de verpakking van de diverse producten (voor het voorgaande: HR 19 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:938 (Around/Simstars), met verdere verwijzingen)