Gepubliceerd op dinsdag 4 februari 2025
IEF 22510
Rechtbank Den Haag ||
7 jan 2025
Rechtbank Den Haag 7 jan 2025, IEF 22510; (Eiser tegen Sisley), https://ie-forum.nl/artikelen/executiegeschil-na-merkinbreukvonnis-voorzieningenrechter-wijst-schorsingsverzoek-af

Uitspraak ingezonden door Ruby Nefkens, Ruby Nefkens Legal.

Executiegeschil na merkinbreukvonnis: voorzieningenrechter wijst schorsingsverzoek af

Vzr. Rb. Den Haag 7 januari 2025, IEF 22510 (Eiser tegen Sisley). Op 24 december oordeelde de voorzieningenrechter dat een verkoper inbreuk heeft gemaakt op de merkenrechten van Sisley. Sisley hanteert een selectief distributiesysteem. De verkoper bood zonder toestemming Sisley-producten aan. De rechter oordeelde dat dit merkinbreuk was en wees Sisleys vorderingen toe: een inbreukverbod, inzageplicht en proceskostenveroordeling [zie IEF 22507]. Tegen dit vonnis heeft de verkoper, eiser in deze zaak, een executie kort geding aanhangig gemaakt, dat op 7 januari 2025 diende en waarvan mondeling vonnis is gewezen. In deze zaak vordert eiser op voet van artikel 438 lid 2 Rv dat de executie van de toegestane inzage in en afschrift van beslagen bescheiden wordt geschorst totdat in hoger beroep eindarrest is gewezen. Er is niet gebleken dat er sprake is van een kennelijke juridische of feitelijke misslag. Voor de vraag of de gevorderde schorsing van de tenuitvoerlegging toewijsbaar is, moet er dus een belangenafweging gemaakt worden. Hierbij wegen ook de omstandigheden die zich hebben voorgedaan voor de datum van het vonnis mee. 

De voorzieningenrechter merkt op dat eiser in de andere procedure geen verweer heeft gevoerd tegen de gestelde merkinbreuk. Ook heeft eiser geen schorsing gevorderd van de tenuitvoerlegging van het dictum dat ziet op het verbod op merkinbreuk, terwijl deze toets zwaarder is. De voorzieningenrechter oordeelt dat Sisley een groot belang heeft bij de directe uitvoerbaarheid van het vonnis, zodat de merkinbreuk snel kan worden achterhaald en verdere inbreuk kan worden voorkomen. Dit belang weegt zwaarder dan het belang van eiser om de identiteit van zijn leveranciers geheim te houden, temeer daar eiser zich niet op uitputting heeft beroepen. Daarnaast overweegt de voorzieningenrechter dat het openbaar maken van dit soort informatie, wanneer er sprake is van merkinbreuk, tot het normale bedrijfsrisico van een onderneming behoort. De gevolgen hiervan komen dan ook voor rekening van eiser. De conclusie is dat de vorderingen van eiser worden afgewezen.

1.8. Uitgaande wordt van de beslissingen in het vonnis en de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, waaronder de vaststelling dat [eiser] geen verweer heeft gevoerd tegen de door Sisley gestelde merkinbreuk – zij heeft niet betwist producten onder tekens identiek aan of overeenstemmend met de merken producten te hebben aangeboden in Nederland en Duitsland, terwijl zij ook niet het verweer heeft gevoerd dat de te leveren producten met toestemming van de merkhouder in het verkeer zijn gebracht – en het daaruit voortvloeiende voorhands oordeel dat [eiser] merkinbreukmakende handelingen heeft verricht.

De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat [eiser] geen schorsing van de tenuitvoerlegging van het dictumonderdeel 5.1, te weten het inbreukverbod, vordert, terwijl de toets voor een inbreukverbod zwaarder is dan de toets die geldt bij een inzagevordering, waarvoor een redelijk vermoeden van inbreuk volstaat. Bij de stand van zaken heeft Sisley als merkhouder naar voorlopig oordeel een groot belang bij directe uitvoerbaarheid van het vonnis. Zo wordt zij zo spoedig mogelijk in staat gesteld de bron(nen) van de merkinbreuk te achterhalen en (verdere) merkinbreuk te voorkomen (en daarmee, als schades in de dichtstbijzijnde toekomst aannemelijk te vergoeden), zoals zij ter zitting nog heeft gesteld, de selectie van de beslagen informatie vormt deels (aanvullend) bewijs om de schade in de dichtstbijzijnde toekomst aannemelijk te maken, waarvan de mondelinge behandeling al eind deze maand plaatsvindt, te staven.

Het belang van [eiser] om de identiteit van haar leveranciers geheim te houden en een eventuele opvolging van haar bronnen te voorkomen, weegt hier niet tegen op. Dit geldt temeer nu [eiser] zich niet op uitputting heeft beroepen. Daarnaast behoort het, indien er merkinbreuk in het geding is, tot het normale bedrijfsrisico van een onderneming om in dergelijke gevallen de gevolgen hiervan te dragen.