Gepubliceerd op woensdag 25 juni 2008
IEF 6337
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Formaliteitenverbod

bernc.gifRechtbank 's-Hertogenbosch, 11 juni 2008, LJN: BD3658, Adobe Systems Inc. & Microsoft Corp. tegen Patch Marketing B.V.

Incident zekerheidstelling proceskosten. Het vereiste van 224 Rv is geen formaliteit als bedoeld in artikel 5 lid 2 Berner Conventie. De schadevergoeding waar artikel 224 lid 1 Rv op doelt betreft de schade die een rechtstreeks gevolg is van het in rechte opkomen van gedaagde. Het gaat niet om de schadevergoeding die eventueel in reconventie gevorderd zou kunnen worden. Vordering toegewezen. 

Adobe c.s. hebben - kort gezegd - Patch in de hoofdzaak gedagvaard vanwege het zonder toestemming gebruik maken van en verveelvoudigen van hun auteursrechtelijk beschermde computerprogramma’s. Patch vordert bij deze incidentele conclusie dat Adobe c.s., als in de V.S. gevestigde rechtspersonen, op grond van artikel 224 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) worden veroordeeld om zekerheid te stellen voor de proceskosten en de schadevergoeding, tot betaling waarvan Adobe c.s. in de hoofdzaak veroordeeld zouden kunnen worden. Adobe c.s. stellen zich primair op het standpunt dat de uitzondering van artikel 224, lid 2, sub a Rv aan de orde is.

Volgens hen verzet in het onderhavige geval artikel 5 van de Berner Conventie zich tegen het opleggen van een verplichting tot het stellen van zekerheid. Aan een Amerikaanse procespartij zouden, in een Nederlandse procedure over auteursrechten tegen een Nederlandse procespartij, geen eisen mogen worden gesteld die niet ook aan de Nederlandse procespartij worden gesteld. Met het stellen van zekerheid zou bovendien een door de BC niet toegestane formaliteit aan de uitoefening van het auteursrecht worden gesteld. De rechtbank volgt het standpunt van Adobe c.s. niet.

Bij het eerste lid van artikel 5 BC gaat het erom dat die buitenlandse auteur, waar het zijn auteursrecht betreft, in Nederland dezelfde bescherming geniet als een Nederlandse auteur. Het Nederlands recht maakt op dat punt geen onderscheid naar de nationaliteit van de auteur of het land van oorsprong van het betreffende werk. De verplichting tot zekerheidstelling in het kader van een gerechtelijke procedure doet aan die bescherming niet af.

Daarnaast is het doel van formaliteitenverbod van het tweede lid van artikel 5 BC te voorkomen dat aan het auteursrecht afbreuk wordt gedaan doordat niet aan bepaalde formaliteiten is voldaan. De verplichting tot zekerheidstelling is naar het oordeel van de rechtbank niet een dergelijke formaliteit. Immers, er veronderstellenderwijs van uitgaande dat Adobe c.s. in Nederland auteursrechtelijke bescherming genieten, verandert het vereiste van zekerheidstelling daar niets aan. Het auteursrecht vervalt niet, noch wordt het anderszins beperkt wanneer geen zekerheid wordt gesteld.

Adobe c.s. hebben zich subsidiair op het standpunt gesteld dat er, naast de zekerheid voor de proceskosten, geen sprake kan zijn van een veroordeling tot zekerheidstelling voor de eventuele schadevergoeding, waar Adobe c.s. tot veroordeeld zouden kunnen worden. Patch heeft daartoe immers geen eis van reconventie ingesteld. Dit verweer faalt. De schadevergoeding waar artikel 224 lid 1 Rv op doelt, betreft de schade die een rechtstreeks gevolg is van het in rechte opkomen van Patch. Het betreft dus niet de schadevergoeding die eventueel in reconventie gevorderd zou kunnen worden.

De rechtbank wijst de incidentele vordering tot zekerheidsstelling toe. De rechtbank acht daarbij het door Patch gestelde bedrag van EUR 15.300,-- aan werkelijk te maken proceskosten vooralsnog niet onredelijk hoog, gelet op de stand waarin de procedure zich bevindt,  in de beginfase,  en de door advocaten gebruikelijk te hanteren uurtarieven. Dit laat uiteraard onverlet dat de rechtbank, indien Adobe c.s. in de hoofdzaak in het ongelijk zouden worden gesteld, de door Patch daadwerkelijk gemaakte kosten van rechtsbijstand aan de hiervoor bedoelde toets van artikel 1019h Rv dient te onderwerpen. Adobe c.s.worden, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten van het incident veroordeeld (€452,00).

Lees het vonnis hier.