Gepubliceerd op woensdag 22 oktober 2025
IEF 23023
Rechtbank Den Haag ||
17 sep 2025
Rechtbank Den Haag 17 sep 2025, IEF 23023; ECLI:NL:RBDHA:2025:17134 (Digital Revolution c.s. en Ledstores c.s.), https://ie-forum.nl/artikelen/geen-aanhouding-of-schorsing-in-zaak-over-123led-domeinnamen

Geen aanhouding of schorsing in zaak over 123led-domeinnamen

Rb. Den Haag 17 september 2025, IEF 23023; ECLI:NL:RBDHA:2025:17134 (Digital Revolution c.s. en Ledstores c.s.). Digital Revolution en 123led (samen: Digital Revolution c.s.) zijn een procedure gestart tegen Ledstores en haar bestuurder, wegens het registreren en gebruiken van 18 domeinnamen met daarin de elementen “123led” of “led123". Ledstores c.s. heeft op 14 mei 2025 een nietigheidsprocedure bij het EUIPO ingesteld tegen het 123led-Uniemerk. In de hoofdzaak vordert Digital Revolution onder meer overdracht van de domeinnamen, een wereldwijd verbod op gebruik van verwarringwekkend gelijkende tekens en schadevergoeding. Ledstores c.s. vordert in het incident dat de rechter zich (gedeeltelijk) onbevoegd verklaart over de vordering tot het opleggen van een wereldwijd verbod; de (hoofd)zaak schorst of aanhoudt totdat het EUIPO op de nietigheidsactie heeft beslist met veroordeling van Digital Revolution c.s. in de proceskosten. 

De rechtbank is bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen. De vraag of een wereldwijd verbod zal worden opgelegd zoals door Digital Revolution c.s. gevorderd wordt en zo ja, wat de (territoriale) reikwijdte is van een dergelijk verbod, zal aan de orde komen in de hoofdzaak. De rechtbank stelt vast dat op het moment dat deze procedure aanhangig werd gemaakt – door het uitbrengen van de dagvaarding op 1 mei 2025 – Ledstores c.s. nog geen vordering tot nietigverklaring van het 123led-Uniemerk bij het EUIPO had ingesteld. De zaak wordt ook niet aangehouden. De beslissing omtrent de kosten van deze incidenten wordt wel aangehouden, totdat in de hoofdzaak is beslist.  

4.12. Ten slotte ziet de rechtbank geen reden om partijen de gelegenheid te geven zich nader uit te laten over de prejudiciële vragen die zijn gesteld aan het HvJEU in de zaak C-392/25, die betrekking hebben op de artikelen 128 lid 4 en 132 lid 1 UMVo, noch om een mondelinge behandeling daartoe te gelasten. De rechtbank acht (de bewoordingen van) voornoemde artikelen duidelijk over de omstandigheden waarin de rechtbank op grond van die bepalingen dient over te gaan tot schorsing van de onderhavige procedure, mede ook in het licht van het hiervoor in 4.6 genoemde arrest van het Gerechtshof Den Haag. Zonder nader onderbouwing van Ledstores c.s., die ontbreekt, valt niet in te zien hoe de beantwoording door het HvJEU van de gestelde prejudiciële vragen in de zaak C-392/25 tot een andere beoordeling in het onderhavige schorsingsincident zou leiden. Een aktewisseling en/of mondelinge behandeling hierover zou naar het oordeel van de rechtbank slechts tot onredelijke vertraging van de procedure leiden, waartegen de rechter dient te waken (artikel 20 Rv).