Gepubliceerd op woensdag 21 november 2007
IEF 5127
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Gering Gebruik

apg.gifMr. Arnout P. Groen (CIER, WODC, DBBW): De Minimis-Regelingen In Het Auteursrecht. Een rechtsvergelijkende quickscan naar de artikelen 5 lid 3 sub i en 5 lid 3 sub o Auteursrechtrichtlijn en (aspecten van) het openbaarmakingsbegrip,.

Officiële samenvatting: “In deze quickscan is onderzocht in hoeverre het internationaal-rechtelijk en communautair-rechtelijk kader op het gebied van het auteursrecht/naburige rechten aanknopingspunten bieden voor nadere regelgeving (in de zin van vrijstelling) voor gevallen waarin er sprake is van naar aard en/of omvang gering of ondergeschikt gebruik van het auteursrechtelijk werk. Het onderzoek is begrensd tot de beperkingen van artikel 5 lid 3 sub i Auteursrechtrichtlijn (incidentele verwerking) en artikel 5 lid 3 sub o Auteursrechtrichtlijn (grandfatherclause), en (aspecten van) het openbaarmakingsbegrip. Met name zijn niet onderzocht de (meer casuïstische) mogelijkheden waarbij de bevoegdheden van de auteursrechthebbende op andere wijze worden begrensd , zoals door beperkingen buiten het auteursrecht (bv. informatievrijheid, mededinging, misbuik van recht, redelijkheid & billijkheid, etc.)

Gebleken is dat de beperking van artikel 5 lid 3 sub i Auteursrechtrichtlijn (incidentele verwerking) huidige Nederlandse recht weinig tot geen toegevoegde waarde bieden om te komen tot een nadere normering voor de geringe aard en omvang van het gebruik dat derden van auteursrechtelijk beschermd materiaal maken.

De richtlijnbepaling is reeds geïmplementeerd in de Nederlandse wet (in artikel 18a Auteurswet) en zij heeft een beperkt, althans betrekkelijk nauw omlijnd toepassingsgebied. Uit het onderzoek blijkt ook niet dat andere landen gebruik hebben gemaakt van een ruimere interpretatie van deze beperking. De beperking van artikel 5 lid 3 sub o Auteursrechtrichtlijn (grandfather clause) biedt evenmin aanknopingspunten voor een nadere "de minimis"-regulering. Deze richtlijnbepaling is blijkens haar totstandkomingsgeschiedenis uitdrukkelijk opgenomen om de ten tijde van de totstandkoming van de Auteursrechtrichtlijn bestaande beperkingen te handhaven. De Nederlandse wetgever heeft van deze mogelijkheid reeds (maximaal) gebruik gemaakt.

Ten slotte is onderzocht of een beperking van het begrip publiek mogelijk is (waardoor bepaalde vormen van gering gebruik minder snel onder het openbaarmakingsrecht van de auteur vallen). Ten aanzien van het begrip “publiek” blijven de grenzen van het geharmoniseerde recht nog onduidelijk. Met betrekking tot het geharmoniseerde begrip “communication to the public” heeft het HvJEG het begrip “pubiek” verduidelijkt (“publiek” = “een onbepaald aantal potentiële [televisie]kijkers”), maar een ondergrens is niet gegeven.

Het staat de Nederlandse regering (binnen de grenzen van de Berner Conventie) vrij tot een nadere normering te komen voor die delen van het openbaarmakingsrecht die niet tot het Europese geharmoniseerde recht behoren. Het gaat daarbij om het zogenaamde uitvoeren in het openbaar (waarbij de 'bron' en de 'consument' in dezelfde ruimte bijeen zijn). De Nederlandse overheid kan kiezen te komen tot een beperkter uitleg van het begrip publiek, waardoor breder gebruik (dan thans het geval is) binnen een beperkte kring kan worden vrijgesteld van het auteursrecht. Het onderzoek wijst uit dat in enkele omringende landen (zoals met name België, en ook de Verenigde Staten) het begrip “publiek” beperkter wordt ingevuld dan in Nederland.”

Lees hier meer.