Gepubliceerd op vrijdag 31 maart 2006
IEF 1853
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Graag problemen oplossen (2)

Nootje mr. N.E.D. Faber in JOR 2006/86 bij Rechtbank Utrecht, 30 november 2005, UN AU7468, Th. C.J.A. van Engelen tegen Ventoux Advocaten B.V. (eerdere berichten hier).

”Vormt “het vragen naar de bekende weg” een voldoende belang voor het verkrijgen van een verklaring voor recht? Het antwoord luidt (uiteraard) ontkennend. (…) Opmerking verdient voorts dat het voor de wijze waarop een recht op een merk moet worden geleverd, in het geheel niet relevant is of het recht als een registergoed moet worden aangemerkt. Art. 3:89 BW mist in casu toepassing. Het recht op een merk kan blijkens de toepasselijke wettelijke regeling worden geleverd bij onderhandse akte.

Dat het notariaat zou weigeren een akte van levering in notariële vorm te verlijden, is niet serieus te nemen. (...) De notaris heeft ter zake een ministerieplicht. Al met al betreft het hier een onzinnige procedure. Ik kan slechts hopen dat partijen in het vonnis van de rechtbank berusten en dat de kwestie het Hof Amsterdam bespaard zal blijven!"