Gepubliceerd op vrijdag 18 januari 2013
IEF 12245
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Hoog tijd voor een modern auteursrecht

Erwin Angad-Gaur, Hoog tijd voor een modern auteursrecht, eerder in verkorte versie in het Financieele Dagblad 18 januari 2013.

Een opinie van Erwin Angad-Gaur, secretaris Ntb/VCTN.

De visie van het nieuwe kabinet op het auteursrecht blijft ook in 2013 onduidelijk. In het regeerakkoord staat het krachtige, maar bij nadere beschouwing onduidelijke voornemen: “Het auteursrecht wordt gemoderniseerd zonder dat gebruiksmogelijkheden voor consumenten in gedrang komen.”. Eind vorig jaar bleek dat staatsecretaris Teeven (Veiligheid & Justitie) binnen deze formulering ruimte zag voor vervanging van de thuiskopieregeling door een downloadverbod. Hoewel een meerderheid van de Tweede Kamer op initiatief van Kees Verhoeven (D66) en Astrid Oosenbrug (PvdA) dit voornemen inmiddels naar de prullebak verwees, blijft staan dat de staatssectretaris nadrukkelijk aangaf dat modernisering van het auteursrecht wat hem betreft niet mogelijk zou zijn zonder vervanging van de thuiskopievergoeding. Dat is merkwaardig te noemen. Zeker nu het voornemen het auteursrecht te moderniseren inmiddels (en eindelijk) ook door de Europese Commissie is overgenomen, zou Nederland zich met deze stellingname volledig onttrekken aan de broodnodige discussie over de toekomst van het auteursrecht online. De Commissie publiceerde eind vorig jaar een stappenplan voor modernisering van het auteursrecht, een traject waarin het voortouw genomen zal worden door Eurocommissarissen Kroes, Barnier en Vassiliou.

Daarom, los van recente politieke wendingen of wisselende meerderheden in het Nederlandse parlement, de principiele vraag: wat is er nu eigenlijk ‘modern’ aan een auteursrechtelijk verbod?

Het auteursrecht ontstond na de uitvinding van de boekdrukkunst. Het ‘verbodsrecht’ (een exclusief recht voor de auteur) was in die tijd, toen in een land een beperkt aantal drukpersen stonden, een werkbare methode om auteurs controle te geven over de verspreiding van hun werk. Al met de komst van de radio en de geluidstechniek werd dit echter, in het geval van muziek, onwerkbaar. Elk radiostation draait per dag honderden liedjes: het werd zowel voor de makers, als voor gebruikers onmogelijk elkaar op basis van individuele onderhandeling te vinden.
Als oplossing werd daarom het collectief beheer uitgevonden; in Nederlandse termen: muziekauteurs sloten zich aan bij de Buma die hun individuele verbodsrecht feitelijk omzette in een vergoedingsrecht. Wie netjes betaalt, krijgt toestemming voor gebruik. Het verbod werd enkel nog een collectief gehanteerde stok achter de deur, voor wie niet betalen wil.

Het succes van dit model vertaalde zich in Nederland in 1993 middels de Wet op de Naburige Rechten (feitelijk het auteursrecht voor artiesten en producenten) in een wettelijk vergoedingsrecht voor ‘openbaarmakingen van commerciële fonogrammen’ (geincasseerd door de Sena): de wetgever gaf musici en producenten in de nieuwe wet niet langer de keuze individueel te onderhandelen. De maatschappelijke voordelen van de collectieve vergoeding waren daarvoor te groot.

Op een zelfde wijze koos de wetgever voor de thuiskopieregeling: het werd consumenten wettelijk toegestaan voor eigen gebruik, zonder toestemming te hoeven vragen, te kopieren, terwijl rechthebbenden via een vergoedingssysteem gecompenseerd werden.

Terug naar 2013 .Op internet is (in theorie althans) inmiddels elke consument een radiostation geworden; iedereen kan muziek en films ‘uitzenden’ en ook uit tal van bronnen binnenhalen. Zoals met de komst van de geluidstechniek is op internet een situatie ontstaan waarin individueel onderhandelen voor zowel de gebruiker als de maker ondoenlijk is geworden. Vergoedingsstructuren lijken de logische en redelijke oplossing voor dit probleem. Individuele verbodsrechten -en de daaruit voortkomende verplichting voor gebruikers individuele toestemming te krijgen- belemmeren het gebruik van beschermde werken en blijken bovendien nauwelijks te handhaven; collectieve vergoedingsoplossingen facilteren het gebruik, maar garanderen wel een nette vergoeding voor rechthebbenden.

Het wordt kortom tijd ouderwetse opvattingen achter ons te laten en te werken aan een evenwichtige nieuwe regulering van het auteursrecht online. Het is te hopen dat ook het Nederlandse kabinet hieraan in Europa op een positieve wijze zal willen bijdragen, zeker nu een Kamermeerderheid opnieuw aangaf een toekomst gebaseerd op het centraal stellen van verboden en handhavingsinstrumenten af te wijzen. Als Nederland zich serieus wil blijven ontwikkelen als kenniseconomie kunnen wij ons bij de inrichting van de daarbij essentiele informatierechten geen positie aan de zijlijn veroorloven.

Erwin Angad-Gaur is secretaris/directeur van de Ntb (vakbond voor musici en acteurs) en de VCTN (beroepsorganisatie voor componisten/tekstschrijvers).