Gepubliceerd op woensdag 25 november 2009
IEF 8381
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Inrichting voor het afschrapen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 25 november 2009, HA ZA 08-3488, Hauni Maschinenbau A.G. tegen Spikker Specials

Octrooirecht. EP ‘Inrichting voor het afschrapen van tabaksdeeltjes vanaf een transporteur’. Stukgelopen samenwerking. Gestelde inbreuk door schrapers gedaagde. Reconventionele nietigheidsvordering. Tussenvonnis met bewijsopdracht rechtsverwerking gedaagde. Eerst even voor jezelf lezen:

4.1. Gelet op de verweren tegen de conventionele inbreukvordering, die tevens de basis vormen voor de reconventione nietigheidseis, in combinatie met de omstandigheid dat deze nietigheidsvordering ter zitting afhankelijk is gemaakt van de vraag of Hauni haar recht heeft verwerkt om op grond van EP 136 tegen Spikker op te treden, acht de rechtbank het vooreerst van belang of Hauni ten tijde van het schrijven van de brief uit maart 1998 geciteerd in 2.8 wist of redelijkerwijs behoorde te weten dat Spikker met vervangingsonderdelen op de markt was die onder de beschermingsomvang van het prioriteitsdocument en het alstoen binnen afzienbare tijd te verlenen octrooi vielen. Daaromtrent wordt als volgt overwogen.

(…)

4.10. Dat de visie van Spikker (rechtsverwerking vanwege deze "toezegging" van Hauni in combinatie met 9 jaar tijdsverloop) neer zou komen op "een blanco-licentie tegen 0- tarief" en alleen al op die grond niet aannemelijk zou zijn, zoals Hauni bij repliek bij pleidooi nog heeft gesteld, onderschrijft de rechtbank niet. Aan het hiervoor genoemde samenstel van feiten heeft in dat veronderstelde geval Spikker het vertrouwen kunnen ontlenen dat zij met haar schrapers gevrijwaard zou zijn van octrooirechtelijke aanspraken zijdens Hauni. Niet moet worden vergeten dat zij vervolgens ook daadwerkelijk 9 jaar ongemoeid is gelaten door Hauni. Dat tijdsverloop in combinatie met de aldus als erkenning van de afwezigheid van octrooirechtelijke aanspraken op te vatten feiten levert rechtsverwerking op. 

4.11. Voorwaarde daarvoor is evenwel dat Spikker, op wie de bewijslast ter zake rust, bewijst dat Hauni in maart 1998 toen zij de in 2.8 geciteerde fax schreef, wist of redelijkerwijs behoorde te weten dat Spikker vervangingsonderdelen voerde die onder de beschermingsomvang zouden (gaan) vallen van EP 136 en/of van het Duitse prioriteitsdocument. Zij zal worden toegelaten dit te bewijzen – bijvoorbeeld middels stukken uit de periode van samenwerking tussen partijen en/of middels het horen van getuigen.

4.12. Eerst indien Spikker niet zou slagen in dit bewijs, faalt het beroep op rechtsverwerking en komt de rechtbank toe aan het geldigheidsverweer in conventie en de nietigheidsaanval in reconventie, in welk kader mogelijk een nadere bewijsopdracht zal volgen aangaande het gestelde openbaar toegankelijk zijn van het in 2.7 bedoelde TKD-Handbuch voor de Protos 100, dan wel het gestelde uitleveren of aanbieden van deze machines met de op p. 12 van deze handleiding bedoelde PKD-schrapers voorafgaand aan de prioriteitsdatum. Hetzelfde zal alsdan mogelijk opgaan ten aanzien van het ter zitting door Spikker gedane specifieke bewijsaanbod dat productie 13 van Hauni, een werktekening van G.D. uit december 1986 van een plaatje gesoldeerd met widia (wolfraamcarbide, een afkorting in het Duits voor (hard) "wie Diamant"), voorafgaand aan de prioriteitsdatum openbaar toegankelijk was.

Lees het vonnis hier.