Gepubliceerd op dinsdag 1 december 2009
IEF 8389
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Keuzes gemaakt die op haar persoonlijke smaak berusten

Rechtbank Zutphen, 28 oktober 2009,  LJN: BK4464, Van Laatum tegen gedaagde (Tulpenvaas)

Auteursrecht. Eiseres is ontwerpster van de Tulipa vaas (afbeelding) en maakt bezwaar tegen  dor gedaagde geproduceerde en verhandelde raamsticker met een afbeelding van de vaas. Inbreuk wordt aangenomen, maar geen toewijzing inbreukverbod, omdat er geen concrete dreiging meer is.  Geen vermogensschade (geen gederfde licentievergoedingen, omdat eiseres nooit een licentie zou hebben willen afgeven aan gedaagde), wel ideële schade, omdat inbreuk is gemaakt op “haar persoonlijkheidsrecht en tenminste  risico op reputatieschade heeft bestaan.” Vergoeding ex aequo et bono: €1000,-

De billijkheid verzet zich tegen 1019h proceskostenveroordeling: “In het onderhavige geval komt grote betekenis toe aan de vaststelling dat [gedaagde] geen moedwillige inbreuk heeft gemaakt, bereid is geweest de inbreukmakende werken terug te halen en daar ook uitvoering aan heeft gegeven, gestopt is met de verkoop en een schadevergoeding heeft aangeboden en uitgekeerd.”

Inbreuk: 4.1.  Door [eiseres] is voldoende onderbouwd dat zij de ontwerpster is van de Tulipa vaas die op de sticker van [gedaagde] is afgebeeld. De vaas is ook voldoende oorspronkelijk om auteursrechtelijke bescherming te dragen. Anders dan [gedaagde] stelt bezit de vaas, geïnspireerd op de 17e eeuwse Nederlandse tulpenvazen en voorzien van patronen van Turkse kaftans, een eigen oorspronkelijk karakter en draagt deze het persoonlijk stempel van haar maakster. [eiseres] heeft keuzes gemaakt die op haar persoonlijke smaak berusten. De vormgeving van de vaas wordt niet bepaald door vereisten van technische of praktische aard. De vaas verbindt de Turkse en Nederandse cultuur en traditie op originele wijze. [gedaagde] heeft niet betwist dat de naam van [eiseres] ook op de onderzijde van de vaas is vermeld, zoals [eiseres] ter comparitie heeft verklaard en getoond. De rechtbank gaat dan ook uit van het auteursrecht van [eiseres] op (de afbeelding van) de Tulipa vaas.

4.2.  Uit de door [eiseres] overgelegde stukken en afbeeldingen en de vaas en sticker zoals ter comparitie getoond, is eveneens door [eiseres] voldoende onderbouwd dat de sticker een afbeelding bevat van de door [eiseres] ontworpen vaas. [gedaagde] heeft dit ter comparitie ook niet (meer) betwist. Hiermee staat de inbreuk op het auteursrecht van [eiseres] vast. (…) Het gebruik van bloemen en de opstelling daarvan in de Tulipa vaas is niet oorspronkelijk en betreft slechts het praktisch gebruik waarvoor een vaas in essentie bedoeld is.

Geen verbod: 4.3.  [eiseres] vordert allereerst een verbod om inbreuk te plegen en een gebod tot het terughalen van de inbreukmakende werken. Een concrete dreiging van (verdere) inbreuk is echter door [eiseres] niet gesteld noch anderszins gebleken. Immers, [gedaagde] heeft - ook volgens [eiseres] - al in de contacten tussen partijen voorafgaand aan deze procedure toegezegd de verkoop van de stickers te stoppen, deze terug te halen bij de haar bekende afnemers en de teruggehaalde en nog in voorraad aanwezige stickers te vernietigen en geen ontwerpen van [eiseres] meer te zullen afbeelden en/of verkopen. Ook in de conclusie van antwoord en ter comparitie heeft [gedaagde] deze toezegging herhaald. [gedaagde] heeft onbetwist gesteld dat zij ook daadwerkelijk alle door haar aan winkeliers geleverde stickers heeft teruggehaald. Bij het verbod, zoals door [eiseres] gevorderd, heeft zij dan ook geen belang, zodat dit niet toegewezen wordt. Dit geldt evenzeer voor het gevorderde gebod, nu [eiseres] ook ter comparitie heeft verklaard te willen aannemen dat alle stickers zijn teruggehaald en vernietigd zullen worden.

Geen vermogensschade: 4.5.  [eiseres] vordert een vergoeding voor vermogensschade en voor reputatieschade. Dat zij vermogensschade geleden heeft, is echter op geen enkele wijze door haar onderbouwd. De schade bestaat, aldus [eiseres], uit een bedrag vanwege de inbreuk, welk bedrag kan worden gebaseerd op een licentievergoeding die zij zou hebben bedongen indien zij toestemming had willen verlenen voor het gebruik van haar ontwerp als raamsticker. Echter, zij stelt eveneens dat zij beslist niet zou zijn overgegaan tot het afgeven van een licentie voor het produceren van een raamsticker met een afbeelding van de Tulipa vaas, nu dit product van beduidend minder allure is dan de vaas zelf en niet past bij het segment van de markt waarop zij zich wil richten. Dat zij desondanks vermogensschade geleden heeft is dan ook zonder nadere toelichting niet begrijpelijk. Zodanige toelichting en argumenten ontbreken echter.

Reputatieschade: 4.6.  Ten aanzien van de reputatieschade heeft [eiseres] evenmin aannemelijk gemaakt dat haar reputatie daadwerkelijk schade geleden heeft. Wel heeft zij voldoende onderbouwd gesteld dat zij ideële schade lijdt doordat zij heeft moeten ondervinden dat inbreuk gemaakt is op haar persoonlijkheidsrecht en tenminste het risico op reputatieschade heeft bestaan, doordat zij geassocieerd kan worden met een product, de raamsticker, waarmee zij niet geassocieerd wil worden. De hoogte van deze schade is niet concreet te bepalen en zal ex aequo et bono worden gesteld op € 1.000,-.

1019h proceskosten: 4.11.  In het onderhavige geval komt grote betekenis toe aan de vaststelling dat [gedaagde] geen moedwillige inbreuk heeft gemaakt, bereid is geweest de inbreukmakende werken terug te halen en daar ook uitvoering aan heeft gegeven, gestopt is met de verkoop en een schadevergoeding heeft aangeboden en uitgekeerd. De procedure is gevoerd, terwijl al ruim voor het uitbrengen van de dagvaarding het grootste deel van het verschuldigde bedrag door [gedaagde] aan [eiseres] is betaald. Onder deze omstandigheden verzet de billijkheid zich tegen een afwijking van de ‘normale’ regels betreffende de proceskostenvergoeding, waarbij de verliezende partij wordt veroordeeld in de proceskosten van de wederpartij en de proceskosten kunnen worden gecompenseerd indien partijen over en weer op onderdelenin het (on)gelijk worden gesteld.
Gezien het geringe verschil tussen de door [gedaagde] voorafgaand aan de procedure aangeboden en uitgekeerde vergoeding en de thans vastgestelde schadevergoeding, bestaat aanleiding de proceskosten te compenseren, zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Lees het vonnis hier.