19 apr 2024
Kort geding ingetrokken, eiser veroordeeld in proceskosten
Rb. Den Haag 19 april 2024, IEF 22004; ECLI:NL:RBDHA:2024:5485 (Rijk Zwaan tegen Monsanto c.s.). Rijk Zwaan is een internationaal groenteveredelingsbedrijf en houder van het communautaire kwekersrecht voor het door haar veredelde slaras dat de naam ‘Madie’ draagt. Monsanto is een tot het internationale Bayer-concern behorende groothandel en heeft onder haar productportfolio onder meer het slaras met de kwekersreferentie SVLA0066 dat wordt aangeduid met de naam ‘Malvac’. Sementi Brida is de exclusieve distributeur van Monsanto van de Malvac zaden in Portugal. Bij brief van 18 januari 2023 heeft Rijk Zwaan aan Bayer haar zorgen geuit over een mogelijke inbreuk op het Kwekersrecht en de intentie uitgesproken de zaak op korte termijn in der minne te regelen. Uiteindelijk heeft Rijk Zwaan Monsanto c.s. gedagvaard en een inbreukverbod gevorderd voor Monsanto c.s. Rijk Zwaan heeft vervolgens al haar vorderingen ingetrokken. De proceskosten van Monsanto c.s. dient Rijk Zwaan te betalen, omdat de eiser die afstand doet van instantie, verplicht is de proceskosten van de gedaagde te betalen. Dit geldt ook in procedures betreffende rechten van intellectuele eigendom [zie IEF 14413]. Om de redelijkheid en evenredigheid van de advocatenhonoraria te kunnen beoordelen, kijkt de rechter naar de Indicatietarieven in IE-zaken en niet, zoals verzocht door Monsanto c.s., naar de Indicatietarieven in Octrooizaken.
4.5. Uit de door de Hoge Raad in genoemd arrest gegeven regels volgt dat de eiser die afstand doet van instantie, verplicht is de proceskosten van de gedaagde te betalen (vgl. het naar inhoud en strekking vergelijkbare artikel 249 lid 2 Rv). De Hoge Raad heeft daarbij onder verwijzing naar het arrest van het gerechtshof Den Haag van 25 november 2014 (ECLI:NL:GHDHA:2014:4556) verduidelijkt dat zulks ook geldt in procedures betreffende rechten van intellectuele eigendom waarin artikel 1019h Rv van toepassing is. Die regel kan niet anders worden begrepen dan dat in een dergelijk geval de eiser, zonder dat een rechterlijke toetsing van het geschil heeft plaatsgevonden, wordt beschouwd als de in het ongelijk gestelde partij op wie de verplichting rust de proceskosten van de andere partij te vergoeden.
4.6. In het onderhavige geval is sprake van zo’n situatie, nu Rijk Zwaan als eisende partij in dit kort geding, de procedure vóór de mondelinge behandeling die was gepland op 17 november 2023, heeft ingetrokken. Reeds daarop stuit het betoog van Rijk Zwaan dat zij niet “op één lijn kan worden gesteld met de in het ongelijk gestelde partij”, af. Daarbij komt dat geen sprake is van een situatie waarin Monsanto c.s., na het uitbrengen van de dagvaarding, vrijwillig aan de vorderingen heeft voldaan. Van kosten die als gevolg van het handelen van Monsanto c.s. nodeloos zijn gemaakt en daarom niet voor vergoeding in aanmerking komen, zoals Rijk Zwaan betoogt, is evenmin sprake. De keuze om onderhavig kort geding aan te spannen teneinde onder meer een inbreukverbod te vorderen, komt voor rekening en risico van Rijk Zwaan. Dat Monsanto c.s. vervolgens kosten heeft gemaakt om zich tegen die vordering te verweren, is een direct en voorzienbaar gevolg van die keuze. De omstandigheid waarop Rijk Zwaan zich beroept dat haar eerst na kennisneming van de conclusie van antwoord duidelijk werd dat de zaak niet geschikt is voor kort geding, maakt dit niet anders. Hetzelfde geldt voor haar betoog dat Monsanto eerder met de in de conclusie van antwoord opgenomen informatie had kunnen en moeten komen. Voor zover dit laatste al het geval is, ligt overigens in de hierna toe te passen aanzienlijk korting op die proceskosten voldoende compensatie besloten.