Gepubliceerd op donderdag 6 december 2012
IEF 12096
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Nadere vragen over wetsvoorstel toezicht collectief beheer

Nader voorlopig verslag inzake wijziging toezicht op collectieve beheersorganisaties, Kamerstukken I 2012-2013, 31 766, nr. G.

Nadere vragen over de brief van VOI©E, het corrigerend effect door middel van bestuurlijke boetes aan bestuurders, de mogelijkheid van gedwongen samenwerking van cbo's en de gefaseerde inwerkingtreding van het wetsvoorstel.

Bij de brief van VOI©E wordt een probleem gesignaleerd met betrekking tot de onestop-shop voor onderhandelingen, betalingen en klachten in met name de omroepsector. De CDA-fractie stellen het op prijs om van de regering te vernemen hoe het in de brief aangeduide probleem kan worden ondervangen.

Bestuurlijke boete bestuurders: De vraag [wordt] gesteld of het opleggen van een bestuurlijke boete wel een corrigerend effect zal hebben, omdat de boete in feite wordt gedragen door de rechthebbenden die zelf geen deel hebben aan de onjuiste gedraging van de bestuurders en deze vaak niet tot aftreden kunnen dwingen. (...) Kan de regering aangeven waarom een bestuurlijke boete effectief is om ongewenst gedrag van de (bestuurders van) cbo’s te voorkomen? Zou, om het gewenste resultaat te bereiken, kunnen worden volstaan met het opleggen van een dwangsom door het College van Toezicht? Graag een reactie van de regering.

Gedwongen samenwerking:  De leden van de CDA-fractie zouden graag zien, dat de regering nog eens helder uitlegt waarom ook gedwongen samenwerking mogelijk moet zijn tussen cbo’s, die niet beschikken over een aan de wet
ontleende positie.

Gefaseerde inwerkingtreding: In zijn brief van 23 november jl.5 wijst de staatssecretaris op de mogelijkheid van gefaseerde invoering van dit wetsvoorstel. De leden van de GroenLinks-fractie vragen de staatssecretaris waar hij precies aan denkt als hij het heeft over gefaseerde invoering? Aan welke artikelen denkt hij en hoe lang wil hij daarbij dan wachten met de invoering? Is het de bedoeling de inwerkingtreding voor een bepaalde periode (bijvoorbeeld een jaar), of voor onbepaalde tijd (in afwachting van Europese regelgeving) uit te stellen? Indien dat laatste het geval is: hoe wenselijk acht de staatssecretaris dit vanuit wetgevingsoogpunt? Is gefaseerde invoering niet met name bedoeld voor het later, maar wel zeker in werking laten treden van bepaalde artikelen met het oog op praktische uitvoerbaarheid? Graag een reactie van de regering.