18 mrt 2025
Navullen Antargaz-flessen: dwangsommen verbeurd, beslag blijft gehandhaafd

Rb. Zeeland-West-Brabant 18 maart 2025, IEF 22613; ECLI:NL:RBZWB:2025:1592 (De leverancier tegen Antargaz). Antargaz, houder van het Uniemerk "ANTARGAZ", verwijt [de leverancier] het zonder toestemming navullen en verhandelen van gasflessen met het Antargaz-merk, hetgeen volgens Antargaz een inbreuk vormt op haar merkrechten. Dit leidde tot meerdere gerechtelijke procedures, waaronder een kort geding, een bodemprocedure, executiemaatregelen en een executiegeschil [zie IEF 22287]. De leverancier vordert in dit geding primair opheffing van de op 21 januari 2025 gelegde executoriale beslagen op zijn onroerende zaken en voertuigen, en veroordeling van Antargaz tot doorhaling van deze beslagen, op straffe van een dwangsom. Antargaz voert aan dat de leverancier zich niets aantrekt van eerdere veroordelingen en doorgaat met het illegaal navullen van haar gasflessen. Daarom vordert zij onder andere herbevestiging van het verbod op het navullen, verhandelen en in voorraad hebben van Antargaz-flessen met vervalste zegels, op straffe van een (hogere) dwangsom.
De voorzieningenrechter oordeelt dat Antargaz terecht is overgegaan tot het leggen van executoriale beslagen. Uit observaties en videomateriaal over de periode december 2024 tot januari 2025 blijkt volgens de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk dat de leverancier in totaal zestig keer het hem opgelegde verbod uit het vonnis van 25 oktober 2023 heeft overtreden door Antargaz-flessen te hervullen. Hiermee zijn dwangsommen van € 60.000 verbeurd. Voor de aanvullende opgaveverplichting uit het vonnis oordeelt de voorzieningenrechter echter dat de leverancier tijdig en voldoende heeft voldaan. Antargaz had dit punt onvoldoende onderbouwd met nieuw bewijs. De primaire vordering tot opheffing van de beslagen wordt afgewezen; de subsidiaire vordering, inhoudende dat de beslagen na betaling van de verbeurde dwangsommen moeten worden opgeheven, wordt toegewezen. Uit wat in conventie is overwogen blijkt dat de opgelegde dwangsommen niet zijn uitgeput omdat het maximum daarvan nog niet is bereikt. De voorzieningenrechter wijst daarom de vordering in reconventie af.
4.16. De voorzieningenrechter acht het in ieder geval aannemelijk dat als gasflessen van Antargaz in het vulstation van [de leverancier] worden gebracht deze daar vervolgens worden hervuld. De voorzieningenrechter zal daarom hierna uit de samenhang van de beschreven handelingen beoordelen of daarvan sprake is. Het standpunt van [de leverancier] dat de flessen in het vulstation alleen worden gewogen om te bekijken of er nog genoeg gas in zit om te kunnen verkopen als deels gevulde fles is, zoals de voorzieningenrechter in rechtsoverweging 4.7. van het vonnis van 17 oktober 2024 reeds heeft overwogen, ongeloofwaardig. [de leverancier] verkoopt flessen met een capaciteit van 10,5 kilo namelijk als volle flessen, terwijl deze flessen slechts ongeveer 10 kilogram propaangas blijken te bevatten. Ook wordt het niet geloofwaardig geacht dat [de leverancier] ingeleverde flessen die bijna leeg zijn volledig aftapt. Antargaz heeft de op 29 januari 2025 en 12 februari 2025 door [de leverancier] bij haar ingeleverde gasflessen namelijk laten wegen door [naam 2] NV, die heeft vastgesteld dat het gemiddelde percentage restgas in de flessen in lijn is met het gemiddelde in de markt en zelfs iets hoger. Dit duidt er niet op dat de door klanten ingeleverde (nagenoeg) lege flessen geheel worden leeggetrokken door [de leverancier] . [de leverancier] heeft ook in dit kort geding zijn standpunt onvoldoende gemotiveerd onderbouwd.
Anderzijds wordt niet aannemelijk geacht dat alle flessen afkomstig van de opslagplaats, ook hervulde flessen zijn. Antargaz telt deze flessen wel mee, maar heeft niet duidelijk gemaakt waarom hiervan uitgegaan zou moeten worden.