Gepubliceerd op vrijdag 3 juni 2011
IEF 9741
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Overnemen van handelsnamen

Kantonrechter Leiden Rechtbank 's-Gravenhage 16 februari 2011, LJN bq6250 (eiser 1 en 2 tegen gedaagde)

Handelsnaamrecht. Contractrecht. Overname van handelsnaam en activa, geen schuldoverneming zoals art. 6:155 BW.

De verkeerde partij wordt door de eisende partij aangesproken. De aangesproken partij heeft niet met de eisende partij gecontracteerd, maar heeft wel op enig moment de activa en de handelsnaam van het contracterende bedrijf overgenomen. Van schuldoverneming is echter geen sprake. Beroep op redelijkheid en billijkheid kan de eisende partij niet baten.

Hetgeen [gedaagde] als primair verweer heeft aangevoerd komt erop neer dat zij niet met[eiser 1] heeft gecontracteerd en ook niet betrokken is geweest bij de verhuizing van de inboedel van [eiser 1]. [gedaagde] neemt aan dat [eiser 1] destijds met het[een derde] uit [adres] heeft gecontracteerd, waarvan [gedaagde] bij overeenkomst van koop en verkoop van 30 september 2009 de handelsnaam en de activa heeft gekocht. In een uittreksel uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel voor Den Haag, dat [gedaagde] heeft overgelegd, is vermeld dat [gedaagde] onder meer als handelsnaam voert“[naam lijkend op een derde]”en dat haar vestiging te [adres] de handelsnaam “[van een derde]” draagt. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat [eiser 1] en [eiser 2] haar ten onrechte in deze procedure hebben betrokken.

Nu [gedaagde] niet ook de verplichtingen van [een derde] heeft overgenomen en gesteld noch gebleken is dat er sprake is van schuldoverneming in de zin van artikel 6:155 BW, kan niet anders worden geconcludeerd dan dat [eiser 1] en [eiser 2] hun vordering ten onrechte tegen [gedaagde] hebben ingesteld. De koop en het gebruik van de handelsnaam van [een derde] door [gedaagde] maakt dit niet anders. Het is immers niet ongebruikelijk dat in het handelsverkeer handelsnamen van derden worden gekocht en gebruikt. Hierop dient men bedacht te zijn bij het aanhangig maken van een juridische procedure, opdat de juiste (rechts)persoon wordt aangesproken. Dit geldt te meer indien, zoals in casu, de eisende partij zich heeft voorzien van juridische bijstand. Het beroep van [eiser 1] en [een derde] op de redelijkheid en billijkheid kan hen dan ook niet baten. Hun vorderingen in de hoofdzaak dienen dan ook worden afgewezen.

Lees de beschikking hier (link / pdf).
6:155 Burgerlijk Wetboek