Gepubliceerd op donderdag 19 januari 2006
IEF 1513
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Pittoresk (4)

Een tweede reactie op de zaak van de Pittoreske Buitenplaats en de noot van prof. mr D. J.G. Visser (Rechtbank Rotterdam, 3 januari 2006, LJN: AU9212. Eisers tegen Fortis Bank N.V.). Onderstaande overwegingen zijn afkomstig van Vivien Rörsch, advocate bij De Brauw Blackstone Westboek, Den Haag.

Is het gebruik van een afbeelding van een huis zonder toestemming van de gerechtigden in een brochure over hypotheken onrechtmatig? Onder omstandigheden kan dat het geval zijn, aldus de rechter van de Rechtbank Rotterdam, sector kanton, in het vonnis van 3 januari 2006. Hierop volgde kritiek van prof. Mr D.J.G. Visser. Hij zou het vreemd vinden als een eigenaar van een bouwwerk zich wel zou kunnen verzetten tegen dit soort gebruik, terwijl een architect dat nu niet (meer) kan.

Visser gaat er ten onrechte van uit dat een architect zich - sinds de recente wijziging van artikel 18 Aw - niet meer tegen dit soort gebruik zou kunnen verzetten. De beperking in artikel 18 Aw is door het wegvallen van de voorwaarde dat het bouwwerk niet de hoofdvoorstelling van de afbeelding mag vormen, niet ineens veel ruimer geworden.

Uit de wetsgeschiedenis blijkt duidelijk dat de nieuwe bepaling niet meebrengt dat de afbeelding van het architectonische werk onafhankelijk van het straats- of stadsbeeld mag worden geëxploiteerd zonder toestemming van de maker. Dit impliceert overigens niet dat de beperking wel van toepassing is zodra er enkele omgevingsfactoren (beetje water, riet, bomen en lucht) op de afbeelding zichtbaar zijn. Je kunt je dus afvragen of de Rechtbank te Leeuwarden in de zaak met betrekking tot de Leguaan-woningen niet aan het doel van de beperking voorbij is gegaan. Het is immers goed verdedigbaar dat gebruik van een afbeelding van een architectonisch werk waarbij de omgeving van ondergeschikte betekenis is, onder omstandigheden afbreuk kan doen aan de normale exploitatie van een werk, waarbij de belangen van de rechthebbende onredelijk worden geschaad. Kortom: een architect zou zich mogelijk kunnen verzetten door een beroep te doen op de drie-stappen-toets.

Bovendien is het niet juist om een koppeling te maken tussen het recht van de architect en het recht van eisers. Al zou de architect zich in dit geval niet op grond van de Auteurswet kunnen verzetten tegen het gebruik van de afbeelding, dan gaat daar nog geen negatieve reflexwerking van uit. Het geschil heeft geen betrekking op een specifieke situatie die de wetgever bewust buiten de omschrijving van de Auteurswet heeft laten vallen. Het gaat hier om het recht van de eigenaar waarop de Auteurswet helemaal geen betrekking heeft. Het onrechtmatige daadsrecht en het Auteursrecht bieden verschillende beschermingsregimes, die naast elkaar bestaan, en elkaar over en weer aanvullen.

Ook Mr. Bruinhof schreef een reactie op het Rotterdamse vonnis. Hij begroet dat met instemming omdat redenen van "eigendom" en "privacy" kunnen meebrengen dat toestemming gevraagd moet worden. Ook die visie deel ik niet. De overweging van de rechter dat eisers veel tijd en moeite aan de woning hebben besteed zonder dat daar noemswaardige verdiensten tegenover hebben gestaan, is weinig relevant. De bestede tijd en moeite komen immers ten goede aan het woongenot van eisers. Bovendien wordt niet duidelijk in hoeverre de exploitatiebelangen van eisers onevenredig zijn aangetast door publicatie van de foto. Nu het huis niet naar eisers te traceren is, zie ik daarnaast niet in waarom een afbeelding van het huis een inbreuk op de persoonlijke levensfeer zou vormen. Dit zou anders zijn als de kwestie betrekking zou hebben op ontoegankelijke plaatsen zoals het interieur van het huis of de vijver in de achtertuin. Nu gaat het echter om het aangezicht van het huis dat vanaf de openbare weg gewoon met het blote oog zichtbaar is.

In beginsel ben ik het dus eens met Visser dat het vonnis van de Rotterdamse Rechtbank tot een onjuist resultaat leidt. Toch kan ik me voorstellen dat omstandigheden die wel betrekking hebben op de commerciële exploitatie of persoonlijke levensfeer, in een ander geval onrechtmatigheid kunnen meebrengen. Daar doet het wel of niet ontbreken van het recht van de architect dus niet aan af. VR

Eerdere berichten (Visser en Bruinhof) hier. Lees het vonnis hier).