Gepubliceerd op dinsdag 27 september 2005
IEF 973
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Procesrechtelijke aspecten GvEA

Arrest  GvEA, 27 september 2005, zaak T-123/04. Cargo Partner tegen OHIM.  Cargo Partner AG vangt bot bij haar aanvraag van het gemeenschapsmerk CARGO PARTNER voor de onder 39 vallende diensten transport, verpakking en opslag van goederen. Ook de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) oordeelt dat het teken CARGO PARTNER geen onderscheidend vermogen bezit met betrekking tot de opgegeven diensten.

Cargo Partner AG is strijdlustig en vraagt onder meer het Gerecht van Eerste Aanleg (GvEA) de bestreden beslissing te herzien in die zin dat inschrijving van het aangevraagde teken wordt aanvaard. De uiteindelijke beslissing van het GvEA is niet verrassend. Zij verwerpt het beroep. Wel verrassend is het procesrechtelijk getint verweer van het OHIM. Het OHIM heeft drie excepties van niet-ontvankelijkheid opgeworpen.

I) Het OHIM is van mening dat het beroep niet ontvankelijk is, omdat Cargo Partner AG niet vertegenwoordigd zou zijn door een advocaat die bevoegd is proceshandelingen voor het Gerecht te verrichten. Het GvEA oordeelt dat uit de processtukken blijkt dat de naam Michael Wolner voorkomt op de lijst van vennoten van Gassauer-Fleissner Rechtsanwalte en dat hij als advocaat is ingeschreven bij de balie van Wenen. Na controle door het GvEA of de handtekening op de ingediende stukken afkomstig was van Michael Wolner verwerpt zij deze exceptie.

II) Volgens het OHIM heeft Cargo Partner AG onvoldoende haar stellingen onderbouwd met feitelijke of juridische argumenten. Ook deze exceptie faalt. Hoewel het GvEA in haar arrest bevestigt dat de uiteenzetting beknopt is, acht zij zich in staat uit te maken op welke feitelijke en juridische argumenten het beroep is gebaseerd. Ook geldt dat "wanneer een verzoeker de uitlegging of de toepassing van het gemeenschapsrecht door het OHIM betwist, kunnen de door het OHIM onderzochte rechtspunten in een beroepsprocedure voor het Gerecht opnieuw worden behandeld."

III) De laatste exceptie lijkt flauw maar begrijpelijk gelet op exceptie I. Cargo Partner AG vraagt het GvEA tot herziening van de bestreden beslissing en tot inschrijving van het teken CARGO PARTNER. Volgens het OHIM is verzoekster niet-ontvankelijk, omdat het GvEA niet bevoegd is om een aangevraagd merk in te schrijven. Het GvEA verwerpt ook deze exceptie. "Gelet op de inhoud van de argumenten die verzoekster ter ondersteuning van haar conclusies aanvoert, strekken deze in casu in feite tot vernietiging van de bestreden beslissing."

Lees arrest hier.