Gepubliceerd op vrijdag 17 februari 2012
IEF 10929
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Recensie: De Billijke Vergoeding bij Filmwerken

P. Lindhout, De Billijke Vergoeding bij Filmwerken, over relaties tussen financiers, makers, exploitanten en producenten, Amsterdam: deLex 2012.

Met recensie van Elise Menkhorst, De Gier|Stam & Advocaten

Onlangs is bij deLex het boek ‘de Billijke vergoeding bij filmwerken’ verschenen, van de hand van Peter Lindhout.

In dit boek(je; het telt 62 pagina’s) wordt in de eerste plaats toegelicht hoe de auteursrechten met betrekking tot filmwerken zijn geregeld en wat de achtergrond is van de betreffende bepalingen. Voorts wordt aangegeven welke partijen een rol kunnen spelen bij het tot stand komen en de exploitatie van filmwerken. In de laatste hoofdstukken wordt een toelichting gegeven bij het leerstuk van de billijke vergoeding en worden enkele suggesties gedaan hoe deze zou moeten worden berekend.

Het boek verschijnt in een periode waarin de billijke vergoeding voor het gebruik van IE-rechten een hot issue is. De directe aanleiding hiervan is het voorontwerp voor het auteurscontractenrecht, en meer in het bijzonder het voorgestelde artikel 25c ten aanzien van exclusieve licenties en artikel 45d, specifiek met betrekking tot filmwerken.

Het afgelopen jaar is het onderwerp ook in meerdere lezingen en symposia behandeld. Telkens bleek dat het erg lastig is om te bepalen wat nu precies een billijke vergoeding is. Deze boodschap klinkt ook duidelijk door in dit boek. Maar daarnaast zet de auteur op heldere wijze uiteen welke problemen er specifiek ten aanzien van filmwerken spelen, die het vraagstuk nog complexer maken. Zo is er vaak sprake van een gezamenlijk werk met een gedeeld auteursrecht, zijn voor het tot stand brengen van een filmwerk hoge investeringen vereist, is er een groot aantal verschillende wijzen van exploitatie en is niet van alle producties exact vast te stellen hoe hoog de winst is. Te dien aanzien zijn de rechtsvergelijkingen met Duitsland en Spanje interessant, om te zien hoe men daar met de problematiek omgaat.

Volgens de korte biografie op de achterzijde van het boek is de heer Lindhout niet alleen jurist, maar bovendien ook filmmaker en producent van animatiefilms. Dit is goed terug te zien in het boek. Het geeft namelijk blijk van een grote kennis van zaken over hoe het er in de praktijk aan toegaat. Daarmee is het boek interessant voor eenieder (IE-advocaten, studenten, juristen, filmmakers en producenten) die meer wil weten over het reilen en zeilen van de filmindustrie.

Het boek biedt verrassende inzichten (zo verbaasde het mij dat men over het algemeen meer problemen heeft om tot redelijke afspraken te komen met publieke omroepen dan met commerciële omroepen), bevat het interessante wetenswaardigheden (zo is de meest succesvolle Nederlandse film Turks Fruit en is de duurste Nederlandse film met € 18 miljoen Zwartboek) en leuke anekdotes (de uitzonderingspositie van de componist en de tekstschrijver, van wie de auteursrechten niet automatisch toekomen aan de producent, voert terug tot de tijd dat men live piano speelde bij stomme films).

Mijn enige punt van kritiek is dat het boek naar mijn mening af en toe iets juridischer had gemogen. Zo wordt in de tekst slechts zelden verwezen naar jurisprudentie. Sommige stellingen zijn wellicht iets te kort door de bocht, bijvoorbeeld daar waar wordt geschreven dat de producent een beroep kan doen op naburige rechten. Dit zal vermoedelijk in de meeste gevallen zo zijn, maar zal toch altijd afhangen van de omstandigheden van het geval. Ook is de afgelopen periode de discussie gevoerd of ons recht wel mag voorzien in een (vermoeden van) overdracht van rechten aan de producent en of dit wel wenselijk is. In februari 2012 is door het Hof van Justitie van de EU bepaald dat het Unierecht de lidstaten inderdaad deze mogelijkheid laat. Zie hiertoe ook de Kamervragen van juni 2011. Ook is een aantal stellingen niet te herkennen als de mening van de auteur, maar ontbreekt een bronvermelding.

Een klein schoonheidsfoutje dat gezien de context erg grappig uitpakt, is vermoedelijk veroorzaakt door de auto-correctiefunctie van Word. Om onderscheid te maken tussen de geraadpleegde documenten van C. (de advocaat) en R. (de scenarioschrijver) Alberdingk Thijm, is tussen haakjes de eerste letter van de voornaam weergegeven. Dit is uiteindelijk weergegeven als Alberdingk Thijm® en Alberdingk Thijm©.

Al met al is het boek geschikt voor diegenen die in korte tijd praktische inzichten op willen doen over de filmindustrie. Het is te prijzen dat deLex dergelijke publicaties mogelijk maakt.

Bestel uw exemplaar voor €22,50 (incl. btw, excl. verzendkosten) hier, ook inbegrepen in het Praktijkgebied IE.