Gepubliceerd op woensdag 27 april 2011
IEF 9589
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Rechtbank Alkmaar 27 april 2011, LJN BQ2734 (Erven R.W. van de Wint tegen Stichting De Nollen (HA ZA 09-887) en Stichting Pictoright tegen Stichting De Nollen (HA ZA 09-972))

Over natrekking, eigendom, totaalkunstwerken en licenties

Vraag over eigendom en gebruiksrechten op (afbeeldingen van) kunstvoorwerpen die zich bevinden op De Nollen. Natrekking, auteursrecht. “totaalkunstwerk” (plattegrond hieronder): een integratie van beeldende kunst, landschap en architectuur. Kunstenaar R.W. van de Wint heeft stichting opgericht voor de ontwikkeling en exploitatie.

In´t landschap geplaatste sculpturen zijn eigendom van de Stichting. Naar aard en inrichting bestemd om duurzaam te blijven, duidelijk zichtbaar geplaatst om onderdeel van het totaalkunstwerk te vormen (4.24-30). Het “totaalkunstwerk” is onvoldoende bepaald en te zeer geënt op De Nollen toegekende functie.

Geslaagd beroep op natrekking komt aan op relatie tussen objecten en de grond of geplaatst gebouwen (4.31-33). Stilzwijgend overeengekomen gebruiksrecht (4.39-43), licentie ter exploitatie van De Nollen als totaalkunstwerk te bevorderen (4.80-89) en niet rechtsgeldig opgezegde licentie (4.90-92).

Verder moet op grond van de in zoverre onvoldoende weersproken stellingen van de Stichting worden vastgesteld dat de kunstenaar een aantal jaren aangesloten geweest is bij Beeldrecht, de voorganger van Pictoright, maar zich in 2000 heeft uitgeschreven omdat hij het uitdrukkelijk oneens was met het uitgangspunt dat voor ieder serieus gebruik van afbeeldingen van zijn werk toestemming zou moeten worden gevraagd. Ook heeft zich in de loop der jaren bij de uitoefening van de auteursrechten op het werk tussen partijen een patroon uitgekristalliseerd dat inhield dat partijen het (kennelijk) over en weer als normale zaak beschouwden dat de Stichting gebruik maakte van afbeeldingen van het werk van de kunstenaar ter bevordering van haar doelstelling, ongeacht of dit werk betrof dat zich op het terrein van De Nollen bevond of ander werk. Het werk van de Stichting - waarvan de wenselijkheid door de erven wordt onderschreven - lijkt ook niet goed mogelijk zonder dat daarbij op ruime schaal gebruik kan worden gemaakt van afbeeldingen van het werk van de kunstenaar, ook voor zover dit de wettelijk voorziene beperkingen op het auteursrecht te buiten gaat (bijvoorbeeld omdat twijfelachtig is of de Nollen wel onder de exceptie van art art. 23 Aw valt).

Ten slotte kent de rechtbank betekenis toe aan het feit dat niet gebleken is dat zich onder de vergoedingen die Beeldrecht heeft ontvangen in de jaren voor 2001, toen de kunstenaar de aansluiting bij Beeldrecht beëindigde, betalingen door de Stichting bevinden. Ook is van belang dat Pictoright tegenover betwisting door de Stichting na 2000 geen enkel geval heeft kunnen noemen waarin de Stichting toestemming heeft gevraagd of een vergoeding heeft betaald voor gebruik van werk als hiervoor omschreven.

Pictoright meent dat de erven ook auteursrecht hebben op foto's die door [GEDAAGDE 3] van het werk van de kunstenaar zijn gemaakt. Zij stelt daartoe onder verwijzing naar art. 7 Aw dat [GEDAAGDE 3] in dienst was van de kunstenaar (c.q. zijn [EISERES 4]) en in die hoedanigheid in het kader van haar functie in opdracht en onder leiding van de kunstenaar foto's heeft gemaakt van diens werk. [GEDAAGDE 3] heeft dit gemotiveerd betwist. De rechtbank oordeelt als volgt.

De Stichting heeft er onbetwist op gewezen dat uit de copyrightvermeldingen op uitgaven vóór 2005 volgt dat de kunstenaar zelf niet de opvatting had dat de betrokken auteursrechten van zijn bedrijf waren of dat [GEDAAGDE 3] te weinig eigen inbreng had om als fotograaf vermeld te worden. In een door de Stichting uitgegeven nieuwsbrief uit 2005 is vermeld: "([GEDAAGDE 3]) is als fotograaf en documentalist verbonden aan De Nollen", waarmee kennelijk de Stichting wordt bedoeld. In de notulen van de vergadering van het stichtingsbestuur van 15 september 2006 wordt vermeld dat de erven willen komen tot beëindiging van het dienstverband van [GEDAAGDE 3] met de B.V. omdat zij vooral werkzaamheden voor de Stichting verricht.

Pictoright heeft tegenover dit een en ander onvoldoende gesteld om de slotsom te rechtvaardigen dat de [EISERES 4] door de werking van art. 7 Aw auteursrechthebbend is op de door [GEDAAGDE 3] gemaakte foto's.

Lees de uitspraak hier (link en pdf) - excuses voor het ongemak, de overwegingen zijn niet genummerd gepubliceerd