Gepubliceerd op woensdag 23 mei 2007
IEF 4025
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Retour afzender

rentc.gifGerechtshof Amsterdam 10 mei 2007, rolnummer 224/06, Euromedica tegen Merck & Co en Merck Sharp & Dohme. (Met dank aan Freya van Schaik van Houthoff Buruma).

Hoger beroep in executegeschil in ompakkingszaak. Beroep op verjaring dwangsommen slaagt, de bankgarantie moet worden geretourneerd.

Dit arrest vormt een vervolg op twee andere merkenrechtelijke procedures tussen dezelfde partijen. In 1999 is tussen partijen geschil ontstaan over de vraag of Euromedica met haar wijze van  ompakken van het geneesmiddel Renitec inbreuk maakte op de merkrechten van Merck. In kort geding heeft de voorzieningenrechter Arnhem Euromedica bij vonnis van 9 juli 1999 bevolen om met onmiddellijke ingang na betekening van het vonnis de inbreuken op de merkrechten van Merck ten aanzien van het merkRenitec te staken en gestaakt te houden en verboden om na betekening van het vonnis de inbreukmakende verpakkingen te verhandelen, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van NLG 10.000 per overtreding tot een maximum van in totaal Fl. 1.000.000 (zie ook HR 15 april 2005, IEF 200, NJ 2006, 55, m.nt. Ch. Gielen). Dit arrest is gewezen in een opvolgend geschil over de vraag of door Euromedica verbeurde dwangsommen al dan niet zijn verjaard.

Euromedica heeft na het vonnis van 9 juli 1999 aan het opgelegde verbod voldaan en de oorspronkelijke Griekse verpakking door middel van heretikettering geschikt gemaakt voor de Nederlandse markt. Merck heeft zich daarop in een executiegeschil echter op het standpunt gesteld dat het verbod van 9 juli 1999 ook met de nieuwe Renitec verpakking was overtreden. Nadat Merck aanvankelijk op 17 december 1999 in het ongelijk was gesteld door de Voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem, heeft het Amsterdamse hof - evenals eerder het Arnhemse hof - na verwijzing door de Hoge Raad bij arrest van 27 november 2003 beslist dat Euromedica het verbod van 9 juli 1999 met de aangepaste verpakking had overtreden (zie HR 5 april 2002, NJ 2003,356, m.nt. Ch. Gielen).

Kort na het voor haar gunstige arrest van het Gerechtshof Arnhem van 9 mei 2000 heeft Merck in het executiegeschil aanspraak gemaakt op de dwangsommen. Na overleg tussen partijen heeft Merck zich verbonden op dat moment af te zien van executie van het vonnis van 9 juli 1999. In ruil daarvoor heeft Euromedica een bankgarantie afgegeven. Omdat Merck na de afgifte van de bankgarantie geen schriftelijke aanmaning of schriftelijke mededeling heeft gedaan waarin zij zich ondubbelzinnig het recht heeft voorbehouden op betaling van de door Euromedica eventueel verbeurde dwangsommen, noch een andere stuitingshandeling heeft verricht, heeft Euromedica in 2004 een beroep gedaan op de verjaring van eventueel verbeurde dwangsommen (ex art. 611g Rv) en verzocht om retourzending van de bankgarantie. Nadat de rechtbank Haarlem aanvankelijk dat beroep op verjaring had afgewezen (zie Rechtbank Haarlem 28 december 2005, IEF 1490, LJN: AU 9273), oordeelt het Hof Amsterdam thans dat de eventuele dwangsomvordering van Merck inderdaad is verjaard en wijst het de vorderingen van Euromedica toe.

Lees het arrest hier.