Gepubliceerd op donderdag 18 januari 2007
IEF 3284
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Rozenstraat (5)

Reactie Dirk Visser op deze iets minder korte reactie Albert Ploeger op de zeer korte reactie van Visser (eerder bericht plus links naar nog eerdere berichten hier) op het commentaar van Albert Ploeger  bij Rechtbank Amsterdam, KGZA 06-2115, J. Dijkman Architectenbureau B.V. tegen G.P.M. van Tiggelen.

“Natuurlijk kan je je afvragen of de handhavingsrichtlijn bedoeld was voor kwestie over morele rechten. Antwoord nee, natuurlijk. Die richtlijn was namelijk bedoeld voor piraterij bestrijding en evidente en massale inbreuk. Maar nu de Nederlandse rechtbanken art. 14 rl. toepassen op alle IE-geschillen, ook die niets met piraterij te maken hebben, is er weinig reden om het niet ook op inbreuken op morele rechten toe te passen. Zodra de richtlijn is geïmplementeerd kan de volledige proceskosten veroordeling m.i. in ieder geval in zaken over morele rechten, omdat het voorgestelde artikel 1019 Rv zegt:

“Deze titel is van toepassing op de handhaving van rechten van intellectuele eigendom ingevolge de Auteurswet 1912, de Wet op de naburige rechten [etc.]”

Morele rechten staan in de Aw 1912, dus klaar ben je. (Via die redenering kan je ook de portretrechten eronder brengen, zoals al is gebeurd, zie hier).

Over de billijkheid in individuele gevallen kan en moet je natuurlijk altijd blijven twisten. Maar dat geldt voor veel meer zaken waarin nu wel of niet volledige proceskosten veroordelingen worden uitgesproken.

Is het gek dat bij een (sterk met een IE-inbreuk vergelijkbare) art. 6:162 BW grondslag volledige proceskosten veroordeling niet mogelijk is? Ja natuurlijk is dat gek. (zie dit recente vonnis, Brein/KPN). Het is systematisch sowieso knettergek dat in de IE wel en in de rest van het civiele (proces)recht geen volledige proceskosten veroordelingen worden uitgesproken (zie dit stukje van Albert Ploeger op website van de Orde)

Maar ja, het staat nu eenmaal in de richtlijn en die geldt alleen voor de IE. En Justitie lijkt absoluut niet van plan om deze mogelijkheid naar de rest van het civiele (proces)recht uit te breiden. We gaan hier binnen de IE-wereld ongetwijfeld nog heel lang tot op de vierkante millimeter over donderjagen, net als destijds over art. 50 lid 6 TRIPS.”