Gepubliceerd op donderdag 13 april 2006
IEF 1918
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Ten onrechte uitgevoerd

Rechtbank Roermond, 29 maart 2006, LJN: AW1476. Ondernemer tegen Webhoster.

Hoewel de samenvatting uitnodigt tot lezen (tussen een ondernemer en degene die haar websites host ontstaat een conflict. De webhoster blokkeert de toegang tot de websites en voorts blijkt een van de domeinnamen onterecht aan een derde te zijn overgedragen), blijkt de uitspraak wat minder spannend te zijn.

Over de, ten onrechte uitgevoerde, overdracht van een domeinnaam door de webhoster aan een derde, worden in de uitspraak geen uitgebreide feiten beschreven. Uit de uitspraak is af te leiden dat de webhoster een domeinnaam op zijn naam geregistreerd had staan en de hosting van de website die aan de betreffende domeinnaam was gekoppeld voor de ondernemer verzorgde. Op enig moment lijkt de webhoster de domeinnamen te hebben overdragen en stond deze niet (meer) ter beschikking tot de ondernemer. De domeinnaam moest worden teruggekocht van de derde, waardoor de ondernemer schade lijdt. De webhoster is daardoor toerekenbaar tekort geschoten volgens de Rechtbank.

“Tussen partijen staat vast dat er tussen hen overeengekomen is dat gedaagde per 7 november 2002 een handeling zou verrichten met betrekking tot www.spray-vitamins-health.com. Kennelijk bestaat er discussie over de uitleg van het begrip ‘verhuizen’ in dit verband. De rechtbank acht deze vraag minder relevant, nu in beide gevallen vast staat dat het domein feitelijk op naam van gedaagde is komen te staan.

De rechtbank is van oordeel dat uit de geschetste omstandigheden volgt dat gedaagde zijn verplichting uit hoofde van de webhostingsovereenkomst op dit punt onvoldoende is nagekomen. Wat er verder ook moge zijn van de oorzaak volgt uit de overgelegde stukken dat het domein niet langer in ‘bezit’ was van gedaagde maar teruggekocht moest worden.

Hiermee is een toerekenbaar tekortschieten van gedaagde op dit punt gegeven, tenzij de overeenkomst tussen partijen met betrekking tot deze domeinnaam niet meer bestond en de rechtsverhouding tussen eiseres en gedaagde in dit verband met zich zou hebben gebracht dat ook bij beëindiging van de overeenkomst de rechten op de domeinnaam bij gedaagde zouden verblijven. Dit is door gedaagde niet gesteld of gebleken uit de stukken. Het is evenmin aannemelijk, nu de domeinnaam direct verband hield met commerciële activiteiten van eiseres en voor haar dus waarde vertegenwoordigde.”

De webhoster heeft zich m.b.t. de blokkering ten onrechte op opschortingsrechten beroepen: er was geen opeisbare vordering van de webhoster jegens de ondernemer.

Het vonnis bevat nogal wat overwegingen waaruit blijkt dat de eiser en gedaagde te weinig gesteld of onderbouwd hebben, een onjuiste rechtsgrond aanvoeren, of zelfs stellingen naar voren brengen die elkaar tegenspreken. Een aardige passsage:

“De rechtbank signaleert daarnaast dat de stellingen van gedaagde in dit verband niet concludent zijn. Enerzijds biedt gedaagde aan te bewijzen dat de domeinnaam niet door hem zou zijn overgedragen terwijl anderzijds door hem wordt erkent dat de domeinnaam is overgedragen. Ook op dit punt acht de rechtbank het verweer van gedaagde onvoldoende.”

Lees het vonnis hier.